Over grote en kleine vissen: Aesopus, Thomas en Matteüs
In het voorjaar van 2018 organiseert het Parabelproject een symposium over de relatie tussen fabels (volgens Van Dale een ‘kort moraliserend verhaal met dieren of zaken als handelende personen’) en parabels in de Oudheid: zijn die hetzelfde, of komen ze uit elkaar voort en welke beïnvloeding vindt er over en weer plaats? Als voorschot op die discussie bespreek ik in deze blog de relatie tussen een gelijkenis uit het Evangelie van Thomas en een fabel uit de collectie van de beroemde ‘fabulist’ Aesopus.
Zoals eerder op deze website beschreven, kan men in het vroege christendom ook gelijkenissen buiten het Nieuwe Testament vinden, maar de meeste daarvan zijn duidelijk niet van Jezus. Voor wat betreft de uitspraken en parabels in het gnostische Evangelie van Thomas is daar echter discussie over (zie voor meer informatie over de inhoud van het evangelie deze blog). Ongeveer de helft van de uitspraken uit dit vermoedelijk zeer oude evangelie komt overeen met de synoptische evangeliën, en volgens wetenschappers is het goed voorstelbaar dat er in de andere helft ook ‘echte’ teksten van Jezus te vinden zijn. In deze blog kijken we naar het achtste zogeheten logion van het Evangelie van Thomas – en kunt u zelf een oordeel over de authenticiteit van deze aan Jezus toegeschreven woorden vormen:
En hij [Jezus] zei: “De mens lijkt op een verstandige visser die zijn net in de zee wierp en het vol kleine vissen uit de zee optrok. Tussen hen vond de verstandige visser een mooie grote vis. Hij wierp alle kleine vissen terug in de zee en koos zonder moeite de grote vis. Wie hier oor voor heeft, laat hij horen.” (vertaling Roukema 2005, 37)
Door de meeste uitleggers (bijv. Gathercole 2014, 236) wordt deze parabel uitgelegd als een oproep aan de mens om het koninkrijk van God (de grote vis) te volgen, en de menselijke geneugten (de kleine visjes) links te laten liggen. De parabel wordt dan vergeleken met een parabel in logion 76 van het Evangelie van Thomas, over een koopman die alles verkoopt om zich een parel van grote waarde te verwerven. Uiteraard zal de oplettende bijbellezer hierbij onmiddellijk denken aan een passage met maar liefst drie gelijkenissen in Matteüs 13:
44 Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat, verborgen in een akker. Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer, en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat en kocht die akker.
45 Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman, op zoek naar mooie parels. 46 Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar.
47 Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een sleepnet dat in de zee geworpen, vissen van allerlei soort bijeenbracht. 48 Toen het vol was trok men het op het strand; men zette zich neer om de goede vissen uit te zoeken en in manden te doen, de slechte echter werden weggeworpen. 49 Zo zal het ook gaan op het einde van de wereld: de engelen zullen uittrekken om de slechten tussen de rechtvaardigen uit te zoeken 50 en in de vuuroven te werpen. Daar zal geween zijn en tandengeknars. (WBV)
Wat schetst de verbazing? In dit stuk gaat het niet alleen over parels (zie daarover deze blog), maar ook over schatten in akkers (zie Ev. Th. 107) én over netten met vissen. Ook hier worden sommige vissen gehouden en sommige vissen teruggegooid. De toepassing is echter fundamenteel anders; de ‘goede’ (niet grote) vissen staan niet voor het koninkrijk van God, maar voor de rechtvaardigen die behouden zullen worden. Echter, met deze toepassing past deze gelijkenis eigenlijk niet goed bij de andere parabels, over de schat in de akker en de parel. Wat dat betreft zou de gelijkenis uit het Evangelie van Thomas hier eigenlijk beter tot zijn recht komen!
Om de zaak nog wat complexer te maken wenden we ons nu tot de fabel van Aesopus, zoals opgetekend door Babrius:
A fisherman drew in the net which he had cast a short time before and, as luck would have it, it was full of all kinds of delectable fish. But the little ones fled to the bottom of the net and slipped out through its many meshes, whereas the big ones were caught and lay stretched out in the boat.
It’s one way to be insured and out of trouble, to be small; but you will seldom see a man who enjoys a great reputation and has the luck to evade all risks. (fabel 4, vertaling Perry/Loeb 1965, 9-10)
Net zoals bij het Evangelie van Thomas zijn het hier de grote vissen (let op: meervoud!) die overblijven en de kleine vissen die terug het water in mogen. Dat is hier echter geen bewuste keuze – zoals in Thomas – maar het gevolg van de grootte van de mazen van het net. Bovendien is de moraal van de fabel weer anders dan in de twee evangeliën: als groot (beroemd) man loop je nu eenmaal meer risico’s dan als onbeduidend persoon (‘hoge bomen vangen veel wind’). Hoewel deze fabel van Aesopus wel is gelezen als de bron (Vorlage) waar de gelijkenis uit het Evangelie van Thomas op teruggaat (en waar Matteüs een eigen draai aan heeft gegeven), wil ik zover niet gaan. Wel wil ik de lezer erop wijzen dat het genre-onderscheid parabel-fabel dat dikwijls zo intuïtief aanvoelt, hier niet lijkt op te gaan. Hetzelfde verhaalmotief – van een visser die een deel van zijn vissen houdt en een deel teruggooit of laat gaan – wordt in deze drie bronnen in drie verschillende configuraties met drie verschillende betekenissen gebruikt. Daarmee laten deze vis-verhalen vooral zien dat een kennelijk bekend verhaal uit de culturele wereld (Kulturkreis) van de Oudheid door een kundig verteller gemakkelijk toegeëigend en bewerkt kan worden. Door op deze manier flexibel om te gaan met genre-onderscheiden en verhaalstof hoefde de antieke moralist voor inspiratie nooit achter het net te vissen.
Leuk stukje Martijn! En inderdaad een niet zo heel vergezocht thema, een visser die vissen vangt…
De woorden in het Thomas evangelie zijn overigens ook niet van Jezus – tenzij je van mening bent dat die een uitzonderlijk begenadigd woordkunstenaar was!
Jammer dat het parabel project is beëindigd overigens, want alle 16 parabelen van Thomas hadden een vast model, het metamorfose model.
En dat van de visser hier heeft er zelfs 3!
In het Engels, excuus. Dit is de parabel, in stukjes:
1. a fisher, become-man of heart/mind, had cast his dragnet to sea;
2. He drew her upward in sea, filled of fish, little within upper-part of their heart/mind.
3. He fell to a great fish.
4. Good, the fisher become-man of heart/mind, he cast the little fish, all of them, outward, downward to sea.
5. He chose the great fish, exempt-from toil.
1 is onderwerp, 5 de parabel clou, het daadwerkelijke eindresultaat. Dat bereik je door actie! en dat is 3, die de begin staat 2 wijzigt in de eind staat 4
Als je de parabel opbreekt in 2 stukken, verschijnt de absolute essentie: 5 van A wordt 1 van B, het begin wordt het eind en andersom, en je aandacht wordt gevestigd op de absolute kern: hij vond een grote vis…
(A1) And he says: the human likens to a fisher, become-man of heart/mind,
(A2) who had cast his dragnet to sea.
(A3) He drew her upward in sea,
(A4) filled of fish, little within upper-part of their heart/mind.
(A5-B1) He fell to a great fish.
(B2) Good, the fisher become-man of heart/mind,
(B3) he cast the little fish, all of them, outward, downward to sea.
(B4) He chose the great fish
(B5) exempt-from toil.
Als je de volledige uitleg wil, die bevat 25 kantjes – maar is gratis te downloaden via
https://www.academia.edu/43780115
Als je een hint wil: het is een grote Vis, sterker nog, het is De Grote Vis
Beste Martijn,
Bedankt voor deze uitgebreide reactie! Dank ook voor de goede inhoudelijke feedback. Ik ga er zeker naar kijken (heb al een blik op Academia geworpen). Hoewel het project formeel afgesloten is (er komt geen geld meer van NWO), zijn we overigens nog steeds volop bezig met parabels en komen er nog allerlei publicaties aan (bundels, dissertaties etc.). De parabels van EvThom hebben daarbij zeker onze belangstelling, maar zijn niet de focus van ons project.
Hartelijke groet,
Martijn Stoutjesdijk