Parabel van de maand juli: de wolf, de leeuw en de slang
In deze rubriek presenteren wij elke maand een rabbijnse parabel (mashal) uit de midrash. Soms lijken die parabels op gelijkenissen uit het Nieuwe Testament, soms helemaal niet, maar altijd zetten ze aan tot nadenken.
I. Hij maakte de volgende vergelijking. Waarmee is die te vergelijken?
Met iemand die dolgraag kinderen wilde hebben. Hij kreeg een dochter. En hij legde voortaan de eed af bij het leven van zijn dochter.
Daarop werd hem een zoon geboren. Hij noemde zijn dochter niet meer, maar legde voortaan de eed af bij het leven van zijn zoon.
Rabbi Sjimon hen Yochai zei:
I. Hij maakte de volgende vergelijking. Waarmee is die te vergelijken?
Met iemand die op reis was. Hij kwam een wolf tegen en hij ontkwam, en hij vertelde voortaan van het voorval met de wolf. Hij kwam een leeuw tegen, hij ontkwam en vergat het voorval met de wolf, en vertelde voortaan van het voorval met de leeuw. Hij kwam een slang tegen, en hij ontkwam en vergat de beide eerdere voorvallen, en voortaan vertelde hij van het voorval met de slang.
II. Zo is het ook met Israël. De latere problemen doen de eerdere vergeten.
(Mekhilta de Rabbi Ismaël Pischa 16. Vertaling A. Kooyman, Als een Koning van Vlees en Bloed, 26-27, met een kleine aanpassing (zie verder).)
De directe aanleiding tot het vertellen van deze twee mesjaliem, gebracht als tweelingmesjaliem met een gemeenschappelijke nimsjal, is een sjabbat-preek door rabbi Eleazar ben Azarja over Jesaja 16:14-15:
De dag zal komen – spreekt de HEER – dat er niet meer wordt gezegd: “Zo waar de HEER leeft, die het volk van Israël uit Egypte heeft bevrijd,” maar: “Zo waar de HEER leeft, die het volk van Israël uit het land van het Noorden heeft bevrijd en uit de andere landen waarheen hij het verdreven had.” Ik zal hen terugbrengen naar hun land, dat ik hun voorouders gegeven heb.
De gemeenschappelijke nimsjal van beide mesjaliem vat de redenering in dit vers als volgt samen: “De latere problemen doen de eerdere vergeten”. Dit motto wordt op twee manieren verbeeld in de twee mesjaliem. In de tweede masjal ligt deze conclusie voor de hand. De reiziger ontsnapt aan het ene na het andere gevaarlijke dier: zodra hij aan de wolf is ontsnapt ontmoet hij een leeuw, en zodra hij aan de leeuw is ontsnapt treft hij een slang. Hij heeft geen tijd om de twee eerste voorvallen op te slaan: alleen het laatste gevaar, de slang, blijft hem bij, en dat is wat hij vertelt als hij zijn reisverslag brengt. In deze masjal klink duidelijk een andere bekende profetische tekst door, Amos 5:19:
Zoals wanneer iemand die vlucht voor een leeuw, aangevallen wordt door een beer, en dan, als hij een huis binnenvlucht en met zijn hand tegen de muur leunt, gebeten wordt door een slang.
In een parallel van onze masjal in de oudste manuscripten van de Babylonische Talmoed, staat de leeuw op de eerste plaats en is de wolf, zoals in Amos, vervangen door een beer. Maar dit terzijde.
De nimsjal “De latere problemen doen de eerdere vergeten”, lijkt iets minder goed te passen bij de eerste masjal. Daar gaat het niet om problemen – tenzij men de geboorte zelf als zodanig ziet – maar eerder om opeenvolgende blije gebeurtenissen. Het hoofdpersonage wil graag kinderen (baniem in het Hebreeuws kan ook vertaald worden met ‘zonen’, zoals Arie Kooyman het heeft, maar in deze context lijkt ‘kinderen’ me een meer gepaste en neutraler vertaling). Eerst krijgt de man een dochter; hij is zo blij dat hij, als hij een eed zweert, dit op het leven van de dochter doet. Als tweede krijgt hij een zoon. Deze nieuwe geboorte doet de eerste vergeten, en voortaan zweert hij op het leven van de zoon. Strikt genomen hoeft hier geen hiërarchie mee te spelen: net zoals de slang niet gevaarlijker is dan de leeuw, is de zoon in deze masjal niet noodzakelijk voorgesteld als meer waard dan de dochter; hij is alleen later gekomen. Dit is zeker het geval als men in de eerste regel ‘kinderen’ vertaalt.
Er valt nog veel meer over deze parabels te vertellen. In de twee Mechiltot (commentaren op Exodus), die van Rabbi Ismaël en die van Rabbi Shimon bar Jochai, zijn ze verbonden met twee verschillende verzen uit Exodus: 13:2 en 15:11. Met beide is het verband vrij los. De connectie met het vers uit Jeremia is duidelijker. Maar ook daar is de relatie tot beide mesjaliem, en vooral tussen de mesjaliem en hun gemeenschappelijke nimsjal geforceerd. Het is ook niet helemaal duidelijk wie de eerste masjal vertelt. Dergelijke parabels laten zien dat ze ‘zwervende teksten’ zijn, die in verscheidene literaire contexten werden ingepast.
Recente reacties