Drie theologische kwesties van formaat in het verhaal van de Rijke Vrek

 [19] Er was een rijk man, die gekleed ging in purper en het fijnste linnen, en elke dag uitbundig feestvierde. [20] Aan zijn poort lag een zekere Lazarus; hij was arm en zat onder de zweren. [21] Hij had graag zijn honger gestild met wat er van de tafel van de rijke op de grond viel, maar nee, de honden kwamen en likten aan zijn zweren. [22] Toen kwam de arme te sterven; de engelen droegen hem in de schoot van Abraham. Ook de rijke stierf, en werd begraven. [23] In het dodenrijk sloeg hij gekweld door pijn zijn ogen op en zag van verre Abraham met Lazarus in zijn schoot. [24] “Vader Abraham,” riep hij, “heb medelijden met me; stuur Lazarus om de toppen van zijn vingers nat te maken met water, en er mijn tong mee te verkoelen, want ik lijd hevig in dit vuur.” [25] Maar Abraham zei: “Kind, vergeet niet dat jij het heel je leven goed hebt gehad en Lazarus altijd slecht; nu wordt hij hier getroost, en jij lijdt pijn. [26] Bovendien, er gaapt tussen ons en jullie een diepe kloof; al zou iemand van hier naar jullie willen oversteken, hij zou het niet kunnen; evenmin kan iemand van daar naar ons komen.” [27] Maar de rijke zei: “Dan, vader, vraag ik u hem naar mijn ouderlijk huis te sturen, [28] want ik heb nog vijf broers. Laat hij hen gaan waarschuwen, zodat zij niet eveneens terechtkomen in dit oord van pijn.” [29] Maar Abraham zei: “Ze hebben Mozes en de Profeten; daar moeten ze naar luisteren.” [30] Maar hij zei: “Nee, vader Abraham, als iemand van de doden naar hen toe komt, dan zullen zij zich bekeren.” [31] Maar Abraham antwoordde: “Als ze niet naar Mozes en de Profeten luisteren, dan zullen ze zich ook niet laten overtuigen als iemand uit de doden opstaat.” ’ (Lukas 16:19-31; Willibrordvertaling)

In het debat over parabels neem ik een eigen positie in. Volgens mij zijn de beroemdste verhalen, waaronder de Barmhartige Samaritaan, de Verloren Zoon en de Rijke Vrek, geen parabels in stikte zin. Parabels zijn uit het dagelijks leven genomen, bieden soms bizarre voorvallen, maar bevatten nooit een religieuze thematiek. Precies daarom is de toepassing dan ook geheel en al religieus. Het is zoals een parabel zegt: Laat de parabel niet iets gerings zijn in je oog, want met een lampje van een stuiver kun je een grote schat vinden! 

Dat geldt niet voor het verhaal van de Rijke Vrek (Lucas 16:19-31), dat we dan ook met Flusser een exemplum kunnen noemen. Het bevat immers volop religieuze thematiek. Het verhaal is overbekend: daarom wil ik niet op de literaire vorm ingaan, maar wijzen op drie theologische kwesties van formaat. 

  • Als eerste is daar de kwestie van de afstand tussen hemel (Abrahams schoot) en hel. Die afstand is niet te overbruggen, maar is het wel mogelijk om elkaar te zien? Sommige parabels, in wat mildere vorm, leggen er de nadruk op dat als de rechtvaardigen aan het banket zitten in de Komende Wereld, de zondaars niet buiten staan, maar óók aanwezig zijn. Ze zitten echter niet, maar staan zoals bedienden, ze kijken toe zonder mee te eten. Vergroot dat nog de gelukzaligheid van de rechtvaardigen? Dat is dan geen fraai trekje, maar wel diep menselijk. Zo wordt ook de bekende psalm 23 (‘De Heer is mijn herder’) uitgelegd: “vóór mijn ogen dekt U de tafel, zodat ook mijn belagers het zien” (Psalm 23:5). 
  • Een tweede theologische puzzel is de uitspraak van Abraham als de rijke vrek zijn broers wil laten waarschuwen:  “Ze hebben Mozes en de profeten, laten ze naar hen luisteren. En als ze naar hen niet luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als iemand uit de doden opstaat” (Lucas 16:29, 31). Het lijkt erop alsof de boodschap van de Hebreeuwse Bijbel al ruim toereikend is. Ja, alsof de verrijzenis van Christus (aannemend dat Abraham daarop zinspeelt, al is dat dan nog toekomstig!) precies hetzelfde wil zeggen. Wat zou die kernboodschap dan wel zijn? Bekeert U tot God? Maar dan toch ook: laat die arme niet voor de poort liggen!
  • Een derde theologisch thema hangt nauw met de voorgaande twee samen: Vanaf Origenes en doorgezet door Maximus Confessor is er de idee dat de hel loutering is en dus niet eeuwig kan zijn. Als God alles in allen zal zijn, zal alle kwaad verdwenen zijn, alle tranen gedroogd. Een mooie gedachte, alhoewel de vrijheid van de mens om in het kwaad te volharden ook niet moet worden onderschat. Daar komen we echter aan een domein waar menselijk weten en oordelen plaats moet maken voor Gods raadbesluit. Maar concreet: dachten deze theologen werkelijk dat de rijke vrek nog tot bekering in staat was? Inderdaad, want hij heeft zelfs midden in de hel mededogen met zijn broers. Iemand die dan nog zoveel medemenselijkheid bezit, diens kwaad zal gaandeweg gelouterd kunnen worden!
Marcel Poorthuis

Marcel Poorthuis

Dit vind je misschien ook leuk...

3 reacties

  1. Sybille Joniaux schreef:

    de opstanding van Jezus, uit de doden, hoeft ons dus niet te overtuigen. De wet en de profeten , daar is alles te vinden wat we nodig hebben.
    Of hoe moet ik dat leen dan?

  2. Jan-Willem van den Bosch schreef:

    Dit verhaal zou ook ingegeven kunnen zijn door de polemiek tegen de Joodse elite die niet Jezus geloofde. Als zij Mozes werkelijk hadden gevolgd, hadden ze wel geloofd in de opstanding van Jezus…?

  3. Gea Voerman - van Haselen schreef:

    De rijke lijkt me geen vrek, hij speelt wel met zijn geld, maar hij ziet de arme Lazarus (hem, wien God helpt) niet zitten. Die onverschilligheid, dat over mensen heen kijken, gaat ons allen aan, kan ons, tenzij we héél heilig zijn, allen aangerekend worden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.