Bericht uit Jeruzalem: rijke priesters
Eén van de promovendi van ons project, Martijn Stoutjesdijk, zit voor een maand in Jeruzalem om modern Hebreeuws te leren. In deze blog doet hij verslag van zijn bevindingen.
Op dit moment zit ik al ruim twee weken in Jeruzalem om modern Hebreeuws te leren. Ik doe dat in een zogeheten Winter Ulpan (‘stoomcursus’) van vier weken aan de Hebrew University (Rothberg International School). Wanneer ik de tijd heb (dat beperkt zich tot de vrijdagen) probeer ik via musea en opgravingen nog wat op te steken over het leven in Israël in de eerste eeuwen na Christus, de tijd waarin ons project zich met name afspeelt.
De zoektocht naar resten uit die tijd bracht me in één van de minder bekend musea van Jeruzalem: het Wohl Archaeological Museum. Het Wohl museum oogt op het eerste gezicht als een modern en vrij kleurloos gebouw in de joodse wijk van de Oude Stad. Wanneer je het museum ingaat, daal je echter een niveau af en kom je terecht bij de resten van een aantal woningen uit het Herodiaanse tijdperk die waarschijnlijk toebehoorden aan enkele rijke, priesterlijke families. Deze resten zijn gevonden na de Onafhankelijkheidsoorlog (1948) waarbij de hele buurt in puin werd gelegd. De woningen in het Wohl museum geven een uniek inkijkje in het leven van de rijken net voor de joodse oorlog van 70 na Christus. Wat opvalt zijn de vele stenen gebruiksvoorwerpen, zoals stenen bekers (zie foto). Steen werd veel gebruikt, omdat het volgens de rabbijnen niet onrein kon worden.
Daarnaast valt op hoeveel mikwa’ot (rituele baden) er in de huizen zijn. Ook in het Jerusalem Archaeological Park, het gebied dat naast de Klaagmuur ligt, zijn de resten van vele mikwa’ot gevonden. In dat gebied vind je ook enkele grotere baden waar door middel van een opstaande stenen rand in het midden op de trap naar het water de onreinen (zij die nog moeten baden) worden gescheiden van de reinen (zij die zich al gebaad hadden – zie foto).
Tot slot, het grootste huis in het Wohl museum besloeg een oppervlakte van 600 vierkante meter (zie foto) en bestond uit minimaal twee, maar waarschijnlijk zelfs drie verdiepingen (1800 vierkante meter vloeroppervlak). Omdat ik me binnen het parabelproject bezig houd met slaven, deed me dat afvragen hoeveel slaven deze priesterlijke familie in dienst had om die enorme ruimte schoon te houden, te onderhouden en alle taken daarbinnen te verrichten. Dát de priesters vaak meerdere slaven hadden, is nauwelijks punt van discussie. Het blijkt alleen al uit deze interessante parabel uit de Mekhilta, Pischa 1:80-88 (naar aanleiding van Exodus 12:1):
Een parabel: het is als een slaaf die van een priester was. Hij zei: ik zal vluchten naar de begraafplaats, een plaats waar mijn meester niet achter mij aan kan komen.
Maar zijn meester zei tot hem: Ik heb andere heidense slaven zoals jij [om je te achterhalen].
Hoe het met de slaaf is afgelopen, laat zich – denk ik – wel raden…
Mooi om te lezen zeg. Ik ben trots op je. Je bent bevoorrecht, dat je dit kan en mag doen. Geweldig, hoor! We groeten je hartelijk, en tellen ook de nachtjes. (Net als jij?!?)