De parabel van de vijgenboom (Lucas 13: 6-9), staat in de context van een uiterst politiek geladen kwestie. Pilatus heeft – en daarin herkennen we de brute heerser die hij moet zijn geweest – Galileeërs omgebracht. Kennelijk werd Jezus gevraagd wat hij daarvan vond: hadden ze dit op één of andere wijze verdiend? (Impliciet een tweede vraag: zo niet, moeten we dan niet de wreedheid van Pilatus aan de kaak stellen? Of juist ook: ben je bereid om de verzetsdaden van die Galileeërs te veroordelen?) Jezus weigert één van de twee alternatieven tot de zijne te maken. Hij ziet in het gebeuren, vergelijkbaar met rampen die minder een politieke lading hebben, zoals de ingestorte Siloa toren, geen oordeel over het morele gehalte van mensen, maar wél een aansporing aan de mensen om zich tot God te keren. Niet aan de aansporing aan de slachtoffers, maar aan degene die opperen dat die slachtoffers te veroordelen waren. Daarmee wordt de vraag verlegd naar een vraag aan de sprekers zelf, aan ons, zo men wil.
De daarbij aansluitende parabel vertelt van een vijgenboom in een wijngaard die al drie jaar geen vruchten voortbrengt. De eigenaar stelt de wijngaardenier, wellicht de pachter, voor om de boom om te hakken. Deze pleit voor nog één jaar uitstel. “Als hij dan geen vrucht brengt, “hak hem dan maar om”.
Opmerkelijk is in deze parabel-met-dialoog dat we niet te horen krijgen hoe het verder gaat. Gaat de eigenaar akkoord? De hoorder blijft als het ware midden op straat staan. Hieruit blijkt al dat een parabel niet hetzelfde is als een verhaal. Op het hoogtepunt breekt de parabel af, omdat het antwoord niet op het vlak van de vertelling ligt, maar bij de hoorder. Híj moet de parabel afmaken, door zijn eigen leven.
Is de historische context van de parabel de dreigende verwoesting van de tempel? Meent Jezus dat door berouw en inkeer de dreiging kan worden afgewend? Hoe dan ook dient men niet een globale verwijzing naar het Laatste Oordeel hier te lezen, alsof de concrete situatie er niet toe doet.
Een soortgelijke parabel-met-dialoog vinden we in de rabbijnse midrash Exodus Rabba 43:9:
Het lijkt op een koning die een braakliggende akker had. Hij zei tegen zijn pachter: “Ga het cultiveren en maak er een wijngaard van”. De arbeider vertrok en verzorgde de akker en plantte een wijngaard. De wijnstokken produceerden wijn die echter zuur werd. De koning bemerkte het en zei tot de arbeider: “ga ‘m helemaal omhakken. Wat heeft een wijngaard voor mij voor nut, als die azijn produceert?” Maar de arbeider pleitte: “O mijn heer en koning, hoeveel geld hebt u niet besteed aan de wijngaard en nu wilt u alles omhakken. Zeg niet: “de wijn wordt zuur”, want dit komt omdat de wijngaard nieuw is en een pas geplante wijngaard kan nog geen goede wijn geven”.
Ook hier hoort de hoorder niet wat de uiteindelijke beslissing is. De context: Israel dat het Gouden Kalf maakt waarop God met Mozes een nieuw volk wil beginnen (Ex 32:32), laat zien hoe Mozes als een echte profeet voor het volk pleit. Hij wil zonder het volk niet verder, distantieert zich niet superieur. Hij herinnert God eraan dat God Zelf het volk uit Egypte heeft gehaald, niet Mozes.
Een vijgenboom is grilliger in het tonen van zijn vruchten dan een wijngaard: het verschil is dan ook, dat de vijgenboom helemaal geen vrucht lijkt voort te brengen, de wijngaard zure druiven. De overeenkomsten met de parabel van de vijgenboom zijn frappant: het gaat over groei en opbrengst, over een dreigend omhakken, en over een heer (wellicht getransformeerd tot koning in de rabbijnse parabel) die zich laat vermurwen. Dan breekt het verhaal in beide gevallen af. De rabbijnse parabel heeft als context de bijbeltekst over Israel na het Gouden kalf. Het is echter duidelijk dat beide parabels uit een gemeenschappelijk reservoir van thema’s en motieven putten. De virtuele mashal (parabel): dat is het kernmotief dat nooit zelf onafhankelijk voorkomt, maar altijd gevarieerd en gevolgd door de nimshal (de toepassing), luidt hier: eigenaar wil boom/wijngaard omhakken, maar wacht nog even.
Dat ‘nog even wachten’ is de hoogspanning van het menselijk bestaan: wacht niet tot morgen met je leven te veranderen, maar leef alsof elke dag de laatste dag van je leven is. De tijd is niet een eindeloze stroom, maar een kairos: een unieke geschonken mogelijkheid. De tijd is niet als ruimte naast elkaar, maar achter elkaar: je krijgt dus van momenten er nooit twee tegelijk! Dat is wat we een messiaanse bestaanswijze noemen.
Marcel Poorthuis
Recente reacties