De Prediker van Dubno. Een onovertroffen verteller

De afgelopen jaren hebben we op de website veel blogs gepubliceerd over parabels in het antieke jodendom en christendom. Dit jaar willen wij onze blik op drie manieren verbreden: naar parabels uit andere perioden in het jodendom en christendom, naar parabels in andere culturen en religies én naar parabels in de literatuur en de filosofie. Om die verbreding mogelijk te maken hebben we een aantal experts gevraagd een gastblog te schrijven over parabels in hun vakgebied. De tweede blog in de serie wordt geschreven door dr. Marcus van Loopik, grafisch kunstenaar en judaicus. Hij promoveerde aan de VU (Amsterdam) op een proefschrift met de titel: ‘Het Messiaanse Perspectief in de Synagogale Liturgische Cyclus’ (voor meer info over Van Loopik en zijn publicaties zie hier).

 

Eén van de grootste verhalenvertellers uit de Joodse traditie was rabbi Jacob (ben Wolf) Kranz (1740-1804), vooral bekend als de Maggid van Dubno – de Prediker (Verteller) van Dubno. Beter nog is het te spreken van de gelijkenisverteller, want als meest geliefde vorm van vertellen en prediken koos deze rabbi voor parabels.

Kasteel van Dubno

Hij werd geboren in het plaatsje Zietil, in de omgeving van Wilna. Na financiële verliezen van zijn rijke schoonvader werd hij gedwongen als leraar en prediker (darsjan) in eigen onderhoud te voorzien. In die hoedanigheid ‘trok hij rond’ en werkte hij in een aantal plaatsen in Oost Europa, waaronder Mezhirech, Zilkiew, Dubno, Wlowoda, Kalisz en Zamosc. In deze laatste plaats stierf hij in het jaar 1804. In Dubno verbleef Rabbi Jacob achttien jaar lang, en in die gemeenschap oogstte hij de grootst mogelijke waardering. Zo verwierf hij de roemrijke naam ‘de Maggid van Dubno’.

Over zijn persoonlijkheid en leven is relatief weinig bekend. Hij was een hooggewaardeerd prediker en verdiende onder meer de kost als leraar van een Talmoedschool. Naar verluidt wierf hij vele leerlingen. Rabbi Jacob Kranz stond bekend als een buitengewoon vroom man, een in volstrekte eenvoud levende tzaddiek – ‘rechtvaardige’. Hij stond gewoonlijk midden in de nacht op om te ‘lernen’. Er wordt verteld dat hij soms zomaar tijdens een les of voordracht in huilen uitbarstte, aangedaan door het leed en de rampspoed van anderen. Hij placht dan vol overgave voor de ongelukkige zielen van zijn gemeenschap te bidden. Toch was rabbi Jakob Kranz allerminst zwaarmoedig van aard. Zijn fascinerende verhalen getuigen van een fijn gevoel voor humor. Mede hierom werd hij een gewilde gast bij niemand minder dan rabbi Eliahoe ben Sjlomo Zalman, de Gaon van Wilna.

Mede met behulp van zijn meest geliefde leerling- Baer Plahm – en zijn zoon Izak Kranz – is postuum een aantal van zijn gedachten genoteerd en uitgegeven. Waaronder homilitetische commentaren bij de Tora, de Megillot (de Vijf Rollen: Hooglied, Ruth, Klaagliederen, Predikeren Esther) en de Haggada (Pèsach-liturgie) . De parabelen uit de preken van rabbi Kranz werden ook los van hun homiletische context gepubliceerd onder de titel ‘Misjlé Ja’akov’ – ‘Parabelen van Ja’akov’.

Uit de grote chaos van herinneringen en notities moesten zijn exegeses en parabels worden gereconstrueerd. Alleen met Gods hulp en inspiratie had Baer Plahm naar eigen zeggen deze bijna onmogelijke taak kunnen volbrengen. We kunnen ons dus terecht afvragen of we de Maggid zelf wel als literator mogen beschouwen. Die vraag laat overigens de hoge literaire waarde van de inhoud van de publicaties en de bewonderenswaardige geestkracht van deze meester-verteller onbetwist!

Twee kenmerkende verhalen

Uit de inleidende opmerkingen is al duidelijk dat de parabels van rabbi Jacob Kranz vaak gerelateerd zijn aan Schriftteksten. De goede verstaander kan de boodschap ervan overigens doorgaans ook zonder die context oppikken en waarderen. Hoe we zijn parabels in hun algemeenheid kunnen verstaan, heeft de rabbi bij herhaling zelf verduidelijkt. Als geboren verteller – hoe kan het anders – deed hij dit juist door middel van een verhaal:

Doel treffen

Op een keer vroeg rabbi Eliahoe, de Gaon van Wilna aan zijn vriend, de Prediker van Dubno: ‘Vertel me, rabbi Jacob, hoe schiet jou toch bij ieder onderwerp een precies passende parabel te binnen?’ (De Prediker van Dubno antwoordde:) ‘Ik zal je dat uitleggen, maar wel eveneens aan de hand van een parabel. Er was eens een of andere rijkaard van nobele afkomst die een zoon bezat die hij naar een militaire academie had gestuurd om daar te leren voor schutter. Vijf jaar heeft de zoon daar geleerd, totdat hij alles van het schieten op een doel zich eigen gemaakt had. En daarop ontving hij een getuigschrift met daarbij een gouden medaille. Vervolgens reed hij diep gelukkig huiswaarts, want hij wist hoezeer zijn vader zich zou verheugen. Op weg naar huis bleek het nodig om halt te houden en zijn paard te laten rusten. Op de binnenplaats zag hij in de muur van de stal met krijt getekende cirkels. En exact in het midden van iedere cirkel bevond zich een gaatje, zodat het erop leek dat iemand daar een kogel in had geschoten. De jonge man bleef verwonderd staan. Wie zou deze fabelachtige schutter toch kunnen zijn, die zo precies doel treft? In welke academie zou hij les hebben gehad en wat voor medailles zou hij wel niet hebben gekregen? Kort gezegd, nadat hij navraag had gedaan, bracht men de schutter in persoon naar hem toe. Die bleek een kleine dorpsjongen te zijn, in gescheurde kleren en barrevoets. “Zeg mij, waar heb jij geleerd om zo goed doel te treffen?”, vroeg hij aan het jonge ventje. “Ik handel als volgt”, antwoordde de dorpsjongen. “Van te voren schiet ik lukraak op de muur, waar ik hem maar raak. En daarna – neem ik – bij plekken waar zich in de muur een kogelgat bevindt – een stuk krijt en trek er een cirkel omheen.”’

‘Zo nu is het ook met mij’, antwoordde de Duvner Maggid, ‘ik hoef niet iedere zaak apart een passende parabel aan te meten. Integendeel, wanneer ik van iemand een mooie geschiedenis gehoord heb of wanneer die mij te binnen is geschoten, of een mooie parabel, dan hoef ik alleen maar naar een passende zaak uit te zien om daar die parabel bij te vertellen.’

(Zie I.J. Zevin, The Parabels of the Preacher of Duvno (Jiddisch), New York 1925, 31-32.)

Een zekere humor is dit korte verhaal zeker niet te ontzeggen, maar we kunnen er ook veel van leren over het wezen van de parabel. We maken eruit op dat parabels vanouds mondeling zijn overgeleverd en tegelijk elementen van een spontane inval kunnen bevatten. De verteller kiest een parabel naar aanleiding van een concrete aanleiding en past deze hoogstens op niet wezenlijke punten enigszins aan, maar de tijdloze boodschap laat hij onaangetast, alsof hij een perfecte cirkel rondom een kogelgat trekt.

Doorgaans komen parabels dan ook niet als kant en klaar literair product tot stand. Ze worden geput uit het volksgeheugen maar blijven ‘beweeglijk’. Er zijn zodoende meestal in details verschillende vormen van in omloop. Verschillen die verder niet van invloed zijn op de tijdloze boodschap ervan. Bij de uitleg is het daarom belangrijk elementaire en secundaire elementen te onderscheiden. Veel parabels bevatten een morele les over de gevolgen van een bepaald gedrag of over de juiste strategie en ethiek bij het onderhouden van intermenselijke contacten. Vooral boeiend zijn die parabels waarmee de verteller zijn hoorders leert om een waardeconflict voor zichzelf op te lossen. Zoals bij het maken van een keuze tussen rituele nauwgezetheid en daarmee botsende morele verplichtingen, of tussen de eis van recht en van genade. Wie vele parabels over rechtvaardige mensen leest, zal daarmee diens deugden in de eigen persoonlijkheid versterken en doen beklijven. Dat is de educatieve functie van zulke korte verhalen.

Parabels kunnen eveneens een belangrijke psychologische werking op de zuiverheid van onze moraliteit uitoefenen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het volgende verhaal:

Rijkdom is niet van jou

Iemand verkocht zijn hoeve aan zijn naaste. Op het erf bevonden zich een ruim aantal huizen en gebouwen. Een aantal daarvan verkeerde in bouwvallige staat en moest gerestaureerd worden. Tevens waren er de houten onderdelen in gereedheid gebracht om die ruimtes te herstellen. De houten onderdelen lagen dus op het erf klaar om de gebouwen waarvoor dat nodig was te restaureren. De koper van de hoeve zag echter de krakkemikkige bouwsels over het hoofd. Toen hij vervolgens al het hout in het midden van de hof aantrof, dat niet genoteerd stond in de koopakte, dacht hij dat dit kwam door onachtzaamheid van de kant van de verkoper. En hij was zeer blij met zijn transactie. Een aantal dagen later zag de verkoper hem en vroeg hem of hij tevreden was met de aankoop. De koper antwoordde hem grimmig dat, toen hij over het erf was gaan wandelen, hij bouwvallige gebouwen had opgemerkt waarvan de herstelkosten in prijs niet onderdeden voor de waarde van het hout dat klaar lag. Hij voelde zich geërgerd over de winst van het hout die hem bij de koop ontglipte.

De verkoper sprak tot hem: ‘Ik begrijp in het geheel niet waarom je zo kwaad bent. Waarom trek je zo’n boos gezicht? Op grond waarvan denk je dat ik nalatig tegenover jou ben geweest? In werkelijkheid ben ik helemaal niet achteloos tegenover je geweest! Want met voorbedachte rade heb ik het benodigde hout klaargelegd voor de bouwvallige ruimtes; je hebt jezelf voor niets blij gemaakt met het vooruitzicht dat het hout voor jou zelf was bedoeld. Als je dit niet gedaan had, zou je nu niet zo verontwaardigd zijn.’

(Zie E. Steinman, Mesjallim we-gam-sippoerim – Le no’ar oe-lekol Bét Jisra’el (Hebr.), Tel Aviv 1957, 22.)

De uitleg van de Maggid geef ik in eigen parafrase weer. De Schepper heeft in zijn wereld armen en zwakken laten ontstaan, naast sterken en rijken. De rijken voorziet de Eeuwige van extra middelen om de situatie van de verdrukten der aarde te verbeteren. Rijkdom is dus geen meevaller of privilege, maar schept slechts extra verplichtingen. Armen moet je niet met tegenzin en een lang gezicht bijstaan – uit medelijden of als onontkoombare plicht, maar blijmoedig. Het is immers Gods bedoeling dat de rijke de arme bijstaat! Geholpen worden is een recht. Helpen is een voorrecht, en behoort bij de ‘koop’ van het leven.

Marcus van Loopik

Verder lezen

Zie voor algemene informatie over leven en werken van de Maggid van Dubno: Encyclopedia Judaica, vol. X, kol. 1240; A.B. Plahm, Séfèr ha-Middot mé-ét Ja’akov Duvno – im sjijjoeré gam beroeré ha-middot (Hebr.), ed. Warschau 1875 (inleiding).

Dit vind je misschien ook leuk...

1 reactie

  1. Lieve Teugels schreef:

    Mooi Marcus! Interessant dat parabels zelfs het hart van de Gaon van Wilna konden winnen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.