Onverwachtse vrijheid in een parabel in de Herder van Hermas
Wie vandaag de dag een willekeurige kerk in Nederland binnenloopt en vraagt naar het vroegchristelijke werk Herder van Hermas, zal vermoedelijk op een zeer waterige blik getrakteerd worden. Hoewel het boek volgens manuscriptenonderzoek in de tweede en derde eeuw van onze jaartelling het meest populaire christelijke boek buiten de Bijbelse canon was – en zelfs populairder was dan sommige boeken die we nu in de bijbel vinden – is het boek grotendeels uit het geheugen van het christendom verdwenen. Het boek heeft echter genoeg te bieden, waaronder één van de allermooiste parabels uit het vroege christendom die na Jezus bedacht is. Deze parabels vinden we in het laatste deel van het boek waarin twaalf παραβολαι (‘parabels’) worden verteld. Wie de parabels of de gelijkenissen van het Nieuwe Testament gewend is, zal wellicht moeite hebben in al deze twaalf verhalen parabels te herkennen, maar tenminste één – de vijfde – heeft er alle trekken van: het is een kort, fictief en realistisch verhaal dat bedoeld is om iets met behulp van een vergelijking te verduidelijken (zie de parabeldefinitie van Zimmermann 2009). Bovendien heeft het, zoals dat hoort bij parabels, een uitleg, én gebruikt het een beeld dat we goed vanuit het Nieuwe Testament kennen. Voordat we de parabel echter verder gaan bestuderen: wanneer en door wie is de Herder van Hermas geschreven?
Achtergrond van de Herder van Hermas
De Herder van Hermas is een tekst die vermoedelijk al aan het einde van de eerste eeuw of in de eerste helft van de tweede eeuw van onze jaartelling geschreven is. Vanwege sommige eigenaardigheden in de tekst wordt er wel eens gespeculeerd of de tekst door meerdere auteurs geschreven is, maar ik ga ervan uit dat de Herder maar één auteur heeft, die er wellicht in verschillende fasen aan gewerkt heeft. De tekst is waarschijnlijk geschreven in Rome, of in ieder geval in de regio rondom Rome, maar is geschreven in het Grieks en kan vermoedelijk gesitueerd worden in de christelijke gemeenschap van Rome. De auteur en hoofdpersoon van het werk, Hermas, stelt zichzelf voor als een vrijgelaten slaaf, een libertus. We zullen straks zien wat voor effect die identiteit mogelijk op de vijfde parabel heeft gehad.
De vijfde parabel
Waar gaat de vijfde parabel nu over? Ik vat het verhaal samen. De parabel is opgehangen aan een vraag over vasten. Hermas is aan het vasten en komt een herder (de herder uit de titel van het boek) tegen. De herder vindt dat Hermas niet goed vast, omdat de juiste manier om te vasten, volgens hem, gaat over het dienen van God met een puur hart. Om zijn punt te verduidelijken vertelt de herder een parabel.
In de parabel gaat een man die een wijngaard heeft op reis. Voordat hij op reis gaat vertrouwt hij de wijngaard toe aan een zeer betrouwbare en aangename slaaf. De enige opdracht die de slaaf krijgt is om de wijngaard te omheinen. Als de slaaf dat doet, belooft zijn meester hem te bevrijden. Uiteraard gaat de slaaf direct nadat de meester vertrokken is met zijn taak aan de slag. Als hij echter klaar is met de omheining, besluit hij ook het onkruid te verwijderen en de wijngaard in z’n algemeenheid te verzorgen, waardoor de wijngaard beter tot bloei kan komen. Bij terugkomst is de meester zeer enthousiast over het werk van zijn slaaf, in het bijzonder over het extra werk dat de slaaf gedaan heeft. Hij roept zijn zoon, zijn vrienden en zijn adviseurs bij elkaar en tegenover hen maakt hij bekend dat hij de slaaf niet alleen zal bevrijden, maar ook mede-erfgenaam van hem zal maken, samen met zijn (biologische) zoon. De zoon kan zich daar helemaal in vinden.
Het verhaal gaat nog even verder: een paar dagen later zendt de meester enige restjes van een feestje naar de slaaf toe (die er kennelijk niet bij was). De slaaf eet ervan wat hij nodig heeft, en deelt de rest met zijn medeslaven, die hem daarvoor zeer dankbaar zijn. Als de meester hiervan bericht krijgt, is hij daar wederom zeer verheugd over. Hij roept zijn zoon, vrienden en adviseurs weer bij elkaar, vertelt hen wat de slaaf gedaan heeft en zij bevestigen dat de slaaf het waard is om zijn erfgenaam te worden.
Na deze (tamelijk lange) parabel volgen er een drietal mogelijke uitleggingen. Volgens de eerste uitleg laat de parabel zien dat je niet alleen Gods geboden moet volgen, maar dat je zelfs méér moet dan die geboden – en dat je daarvoor met extra glorie beloond zal worden. In de tweede uitleg staat de zoon van God centraal, die volgens die uitleg vergeleken wordt met de slaaf van de parabel. De slaaf zorgt, namens God, voor de wereld (de wijngaard) en de mensen (de wijnstokken) door engelen (de omheining) over hen aan te stellen. De derde interpretatie vergelijkt de zoon uit de parabel met de Heilige Geest en de slaaf met het ‘vlees’ (de gelovige), die noch het vlees, noch de geest moet bevuilen.
De ingewikkelde kwestie van de verhoudingen tussen de drie verschillende interpretaties laten we hier even voor wat het is. In plaats daarvan wil ik focussen op het beeldgebruik van de parabel, specifiek het thema van absente ero, de afwezige heer.
Absente ero
Wie de Nieuwtestamentische gelijkenissen kent (en dat gold zeker voor het oorspronkelijke lezer- en luisterpubliek van de Herder van Hermas), kent ook één van hun belangrijkste thema’s, dat van de afwezige meester (zie onder meer Harrill 2011). We vinden dat thema bijvoorbeeld in de gelijkenis van de Ponden/Talenten (Lucas 19:11-27/Mattheüs 25:14-30), de Deurwachters (Marcus 13:33-37)), de Wijze en de Dwaze Slaaf (Lucas 12:42-47, Mattheüs 24:45-51) en de Onrechtvaardige Rentmeester (Lucas 16:1-8-). Ook in de rabbijnse parabels komen we dit thema tegen (bijv. de Koppige Deurwachter in Mechilta Beshallach 5:58-79, de Lamme en de Blinde in Mechilta Shirata 2:130-133, en een Meester die een Slaaf een Veld geeft in Sifre Deuteronomium 8). Het thema of verhaalmotief is eigenlijk heel simpel: een meester gaat op reis en laat zijn bezit achter in de handen van zijn slaven. Bij terugkomst roept hij zijn slaaf of slaven ter verantwoording: zijn ze goed omgegaan met hetgeen hij ze heeft toevertrouwd? Zo ja, dan volgt er dikwijls een beloning; zo nee, een straf.
Dit verhaalmotief komt niet uit de lucht vallen. Het was waarschijnlijk geworteld in de antieke realiteit. We weten dat er in de Oudheid een rijke elite ontstond die doorgaans in de stad verbleef en soms naar het plattenland kwam om haar eigendom te inspecteren. Omdat deze rijke mannen (en vrouwen) er zelf niet altijd waren, legden ze de verantwoordelijkheid voor het verantwoord en productief beheren van hun land in de handen van een vilicus of ἐπίτροπος, zeg maar een ‘slaaf-manager’. Hoewel ook deze slaven niet per se vertrouwd konden worden volgen de antieke literatuur, konden ze met de juiste positieve en negatieve prikkels desalniettemin van groot nut zijn.
In de agriculturele handboeken van die tijd (bijv. Cato, De Agricultura, 2.1-2 ) wordt beschreven hoe een meester te werk gaat als hij aankomt bij zijn landgoed: na de goden eer te hebben bewezen moet hij de hele boerderij inspecteren. Dan moet hij de vilicus ter verantwoording roepen en hem vragen wat de oogst is van alle landbouwproducten en hoe zich dat verhoudt tot het aantal slaven. Vervolgens moeten slecht producerende, zieke en/of oude slaven verkocht worden (die vormen slechts een blok aan het been) en opstandige slaven gestraft worden. De vilicus die keer op keer goed werk levert dient, volgens de handboeken, ook goed beloond te worden, met bijvoorbeeld privileges, het zelf kiezen van een vrouw, zijn eigen woonverblijf hebben, mee-eten met de meester (een grote eer) of zelfs: de vrijheid (zie onder meer Varo, De Re Rustica, 1.17.4-7, Columella, De Rustica, 1.8.5).
De vrijheid als belangrijkste beloning
De vorige paragraaf sloot af met de meest begeerde der beloningen voor slaven: de vrijheid. Ongeacht hoe goed je het had als slaaf, in vrijheid te leven was voor de meesten toch het ultieme doel. De Romeinen gebruikten de belofte van vrijheid dan ook veelvuldig om hun slaven gemotiveerd te houden. In de tweede-eeuwse komedies van Plautus (bijv. Rudens, Epidicus, Miles Gloriosus en Persia) horen en lezen we regelmatig hoe goede slaven hun vrijheid verkrijgen. Ook in andere vormen van literatuur, zoals de satirische biografie Leven van Aesopus en de novelle Daphnis en Chloe, winnen of herwinnen slaven hun vrijheid vanwege hun eervol of levensreddend werk voor hun meester. Het opmerkelijke is nu echter dat we de belofte van vrijheid in slavernijgelijkenissen in het Nieuwe Testament en in de rabbijnse literatuur nooit (nooit!) tegenkomen.
Een nieuw parabelelement
Waarom zijn de nieuwtestamentische en rabbijnse parabels zo stil over de bevrijding uit slavernij? Vermoedelijk, maar dit is speculatie, omdat ze slavernij – als beeld voor de relatie tussen God en mens – als een gesloten systeem zagen en ervoeren (zie Stoutjesdijk 2021, 282-283). Binnen dat systeem kan je positie wel verbeteren of verslechteren, maar je kunt niet zomaar uit dat systeem stappen, door eenzijdig het verbond met God op te zeggen. Desalniettemin vinden we het element van bevrijding wel degelijk in de Herder van Hermas. Hoe kan dat verklaard worden? Ik geef drie verklaringsperspectieven die elkaar kunnen versterken en aanvullen:
- Zoals hierboven beschreven was de sociale situering van Hermas anders dan die van de evangelisten en de meeste vroege rabbijnen: hij woonde in of bij Rome en was vermoedelijk bekend met Grieks-Romeinse verhalen en verhaalmotieven. Wellicht ontleende hij inspiratie aan Romeinse novellen zoals Daphnis en Chloe bij het componeren van zijn parabel;
- Hermas’ eigen biografie kan aan bij de keuze voor het bevrijdings-element in de parabel hebben bijgedragen. Als vrijgelaten slaaf wist hij immers alles van het verlangen naar vrijheid en van hetgeen die vrijheid vertegenwoordigde;
- Een derde mogelijkheid is dat Hermas zich nadrukkelijk(er) liet inspireren door het beeldgebruik van de Paulijnse brieven. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Galaten 4:7: “U bent nu geen slaven meer, u bent kinderen van God en als zijn kinderen bent u erfgenamen, door de wil van God” (NBV; zie ook Rom.7:15-17 en Kol. 3:22-24).
Een échte parabel met échte innovatie
Wat ook de reden mag zijn dat Hermas koos voor bevrijding als beloning voor de slaaf in zijn parabel, met dat element liet hij zien niet alleen in staat te zijn zich de vormkenmerken van de parabel eigen te maken en in zijn parabel traditionele parabelelementen als absente ero te verwerken, maar ook het lef te hebben nieuwe elementen toe te voegen en daarmee bestaand beeldgebruik binnen het vroege christendom te verbreden en te verdiepen. Daarmee verdient deze vijfde parabel van de Herder van Hermas een goede bestudering, als opmerkelijke nakomer in de vroegchristelijke parabeltraditie.
Verder lezen
- Harrill, J. Albert. “The Psychology of Slaves in the Gospel Parables: A Case Study in Social History.” Biblische Zeitschrift 55 (2011): 63–74.
- Stoutjesdijk, Martijn J. “Not Like the Rest of the Slaves”? Slavery Parables in Early Rabbinic and Early Christian Literature. Proefschrift Tilburg University, 2021.
- Zimmermann, Ruben. “How to Understand the Parables of Jesus. A Paradigm Shift in Parable Exegesis.” Acta Theologica 29, no. 1 (2009): 157-182.
Recente reacties