Het jodendom als oudste broer: de parabel van de Verloren Zoon bij Rosenzweig en Tertullianus
Schilderij: Marc Chagall, De Verloren Zoon (1974/1975)
Een van de meest verbazende elementen in de filosofie van de joodse denker Franz Rosenzweig (1886-1929) is zijn uitleg van de parabel van de Verloren Zoon. De Verloren Zoon komt vanuit varkensvoedsel en braspartijen terug naar huis, dus het christendom, dat uit het heidendom is gekomen tot de God van Israel is daarmee raak getypeerd. Maar wat is het jodendom dan? Dat is de zoon die thuis is gebleven en van wie de vader zegt: “al het mijne is het uwe!” En zo concludeert Rosenzweig: christenen moeten belijden: niemand komt tot de Vader dan door Christus. Hiermee valt niet te schipperen. Maar het jodendom ís al bij de Vader!
Arrogant? Nog lang niet zo arrogant als de christelijke idee dat het jodendom in het duister wandelt en heeft afgedaan. Het leek mij een goed idee om eens te bezien hoe de kerkvaders met deze parabel (die natuurlijk oorspronkelijk niet over jodendom en christendom gaat) zijn omgegaan. Grote verrassing; de kerkvaders kennen dezelfde rolverdeling! Maar bij nader toezien blijkt de zaak toch nog ingewikkelder. De eerste getuige van de gedachte dat het jodendom “al bij de vader is”, en het christendom gesymboliseerd is in de Verloren Zoon vinden we bij Tertullianus (160-220). In zijn tractaat De pudicitia 8 spreekt hij er uitvoerig over. Hij verzet zich echter tegen deze uitleg die hij bij christelijke opponenten aantreft (die dus de eersten zijn met deze uitleg). Wat zit hem dwars? Niet de rol van het jodendom, al heeft hij daar elders genoeg harde woorden voor. Het gaat hem er om dat de parabel zou zeggen dat voor elke zonde vergeving zou zijn. Zelfs voor overspel! maar Tertullianus vindt dat zoiets misschien voor heidenen geldt die christen willen worden, maar niet voor diegenen die al christen zijn. Noblesse oblige, als de kerk voor alles en iedereen vergeving zou preken, wordt het een janboel! Dus concludeert Tertullianus dat de parabel niet over christenen spreekt, maar over heidenen. Zelfs beweert onze onstuimige kerkleraar dat Jezus voorafgaand aan deze parabel ook met heidenen sprak. Dat is onwaarschijnlijk: tollenaars zijn toch echt joods! Nog complexer wordt Tertullianus’ standpunt als we bedenken dat juist de oudste zoon zich verzet tegen de feestelijke terugkeer van de jongste zoon. Wij vinden dat eigenlijk wel begrijpelijk: dagelijks werkt hij voor zijn vader en die lapzwans van een jongere broer krijgt een feest! Het verzet tegen de vergeving van de jongste broer wordt echter in de parabel afgekeurd, zo lijkt het. De oudste zoon wordt uitgenodigd om mee te vieren. Welnu, Tertullianus lijkt nu zelf ook een beetje op de oudste broer, want hij verzet zich eveneens tegen de vergevende houding van God. Het gaat Tertullianus met name om twee zaken: 1. overspel is onvergeeflijk 2. en dan vooral voor de christen.
Rosenzweig heeft de uitleg van de tegenstanders van Tertullianus (die uitvoeriger bij Augustinus is te vinden) overgenomen en van de oudste broer een geuzennaam voor het jodendom gemaakt. Zou Rosenzweig zich ook hebben gerealiseerd dat hij hiermee het jodendom als oudste broer een ietwat jaloers gedrag toeschrijft op het christendom dat als verloren zoon wordt onttvangen? Alweer een paradox, want het was toch juist het christendom dat zich jaloers heeft betoond op het jodendom als eerstgeroepene? Hoe dan ook, de parabel biedt rijke gedachten: zelfs paus Johannes Paulus 2 had het vaak over het jodendom als oudere broer! (Zie ook de eerdere blog op deze website over de verloren zoon.)
Wie meer wil weten zal nog even moeten wachten tot ik deze studie geheel heb afgerond!
Recente reacties