De parabel van de sleutels bij Origenes
De afgelopen jaren hebben we op deze website veel blogs gepubliceerd over parabels in het antieke jodendom en christendom. Dit jaar willen wij onze blik op drie manieren verbreden: naar parabels uit andere perioden in het jodendom en christendom, naar parabels in andere culturen en religies én naar parabels in de literatuur en de filosofie. Om die verbreding mogelijk te maken hebben we een aantal experts gevraagd een gastblog te schrijven over parabels in hun vakgebied. De zeventiende blog in de serie wordt geschreven door dr. Wim Reedijk. Wim Reedijk studeerde af in de Judaïca en promoveerde op de Bijbelse hermeneutiek van de vroegchristelijke woestijnvaders. Hij werkte bijna twintig jaar als gemeentepredikant (PKN).
De kerkelijke veroordeling die Origenes (185-245) postuum ten deel viel, heeft hem al met al geen kwaad gedaan. Al was het lange tijd beter zijn naam te fluisteren, er werd met ontzag over hem gesproken. Vincentius van Lérins († 450), onder de indruk van Origenes’ geleerdheid, levenswandel en martelaarschap, biechtte eerlijk op: ‘Liever dwaal Ik één keer met Origenes dan dat ik altijd met de rest meeloop.’ Origenes blijkt na al die eeuwen ook nog eens interessant voor de geschiedenis van de omgang tussen joden en christenen. Dankzij hem kennen we zelfs een joodse parabel die in de rabbijnse literatuur onbekend is.
In de derde eeuw waren joden en christenen elkaars concurrenten maar hadden ze meer te duchten van heidenen dan van elkaar. Origenes had contact met joden omdat zij hem konden inlichten over de Hebreeuwse grondtekst van de Bijbel, waardoor hij de Griekse versies beter op waarde kon schatten. Hij stond open voor joodse Schriftkennis, studeerde erop, en verwerkte wat hij gebruiken kon. De parabel van de sleutels, die hij overigens paradosis (traditie) noemt, is hiervan een voorbeeld. Zijn informant moet een ook voor zijn hoorders bekende jood zijn geweest. ‘Joden’ kunnen overigens bij hem ook wel eens joodse christenen zijn.
Nu we beginnen met onze uitleg van de Psalmen, willen we onze opmerkingen vooraf laten gaan met een alleraardigste traditie betreffende de heilige Schrift die ons overgeleverd werd door de jood, die met het oog op de onduidelijkheid van de hele door God geïnspireerde Schrift zei dat hij leek op de vele gesloten kamers in een huis. Bij elke kamer ligt een sleutel maar niet degene die bij de kamer past. Alle sleutels zijn verspreid over alle kamers maar geen daarvan past bij de kamer waar deze aangetroffen wordt. Het is een enorme klus ze te laten passen op de kamers, die ze kunnen openen. Zo is het ook, zei hij, met het begrijpen van Schriftteksten omdat ze zo onduidelijk zijn. Je kunt ze beginnen te begrijpen met hulp van andere passages van elders gehaald, waardoor de uitleg overal verspreid in de Schrift is te vinden. (Origenes, Philokalia II, 3)
Joodse vragen
Vragen over de parabel rezen in moderne tijden vooral aan joodse zijde waar de parabel niet als joods werd herkend. De parabel is onvindbaar in de rabbijnse literatuur. Er is ook geen variant bekend die bijvoorbeeld in plaats van een huis over een ontoegankelijk paleis spreekt. Paleizen figureren nogal eens in joods mystieke teksten, maar de parabel spreekt heel duidelijk over een huis. Onvermeld blijft ook waarom alle kamers op slot zitten. Uit de latere joodse mystiek kennen we het beeld van de Torah of de wijsheid die veilig in een paleis opgeborgen zit. Daar wordt duidelijk wat het vinden van een ingang oplevert, maar de sleutelparabel gaat over iets anders. Het idee van verspreide sleutels past evenmin op een van de bestaande rabbijnse interpretatieregels. Alleen de regel gezerah shawa, die relaties legt tussen passages op basis van analoge woorden of uitdrukkingen, komt in de buurt.
Een of meer sleutels
De zoektocht naar de joodse ‘Sitz im Leben’ van de parabel heeft helaas weinig concrete bewijzen opgeleverd. Meer gebeurt er als de aandacht zich verlegt naar wat de parabel betekent in zijn huidige context. De portee van de parabel lijkt dan niet meer te missen. In het gedeelte dat aan de sleutel-parabel voorafgaat, blijkt de notie ‘sleutel’ centraal voor Origenes’ eigen opvatting van de Bijbel. Origenes stelt de Schrift gelijk aan de boekrol uit de Apocalyps van Johannes die met zeven zegels was verzegeld (Openbaring 5). Die zegels kunnen slechts worden verbroken door het lam (dat is Christus). In een eerder hoofdstuk staat te lezen dat niemand opent of sluit dan hij die de ‘sleutel Davids’ heeft (Openbaring 3,7). Aan deze sleutel, zegt Origenes, werd gerefereerd in Jesaja 22, 22 waar een zekere Eljakim in het huis van David over de sleutel zal beschikken. Hij kan openen wat anderen niet kunnen openen en sluiten wat anderen niet kunnen sluiten. Al deze teksten spreken over verzegelen en verbreken, sluiten en openen, en over één sleutel. Voor Origenes, die het nieuwe testament leest, is die sleutel, de sleutel Davids, Jezus Christus. Oudtestamentische citaten, in het bijzonder die van de Psalmen, verwezen volgens Origenes alle naar hem. Origenes wilde graag bevestigd worden in deze getuigenissen van Jezus Christus. Joden beschikten over deze getuigenissen, alleen zagen zij deze ene sleutel niet zitten. En dan komt deze aimabele gesprekspartner met een parabel waarin hij toegeeft dat de bijbel vol verwijzingen zit. Alleen, zegt hij, haal je die er niet zomaar uit zonder de juiste sleutels (meervoud!). Terwijl Origenes het over één sleutel heeft, spreekt de ander over meer sleutels.
Origenes’ joodse gesprekspartner neemt in de parabel diens notie van ‘sleutel’ over. Hij gaat zelfs met Origenes mee in het idee dat de Schrift verzegeld en gesloten is. Alleen scheiden hun wegen zich op het punt van het aantal sleutels. Volgens de parabel zijn er vele, en weet je op voorhand niet welke de juiste is en waar die zich bevindt.
Onbeslist blijft of de sleutelparabel ooit los van Origenes een eigen leven kende. De joodse parabel in context gelezen gunt ons een blik in de wijze waarop een jood en een christen in gesprek waren én van mening verschilden. In de tijd van Origenes discussieerden joden en christenen onderling stevig, maar men was er nog niet op uit om koste wat kost elkaars ongelijk aan te tonen. Dat de relaties na Origenes aanzienlijk verslechterden, daarover bestaat geen discussie.
Recente reacties