Verdediging dissertatie Albertina Oegema: Negotiating Paternal Authority and Filial Agency
Op vrijdag 12 maart is het dan zover: Albertina Oegema zal als eerste van de promovendi van het Parabelproject haar proefschrift gaan verdedigen! De promotie vindt plaats tussen 14.30 en 15.30 uur bij de Universiteit Utrecht. Vanwege de coronamaatregelen kan de promotie alleen online gevolgd worden. De link daarvoor zal op deze pagina te vinden zijn: https://www.uu.nl/en/events/phd-defense-albertina-oegema-negotiating-paternal-authority-and-filial-agency/. Een samenvatting van Albertina’s proefschrift in het Nederlands is hieronder te lezen.
Een dynamisch samenspel tussen autoriteit en agency. Vaders en zonen in vroegrabbijnse parabels
De voorliggende studie betoogt dat vader-zoonrelaties in vroegrabbijnse parabels worden gekenmerkt door een dynamisch samenspel tussen de autoriteit van de vader en het handelingsvermogen (agency) van de zoon. Door deze dynamiek te analyseren vanuit de perspectieven van mannelijkheid, agency en emotie draagt dit onderzoek bij aan de theoretische en methodische verdieping van het nog zeer beperkte onderzoek naar Joodse kinderen in de late oudheid. Met haar focus op agency sluit deze studie bovendien aan bij het onderzoek binnen oude geschiedenis, de Bijbelwetenschappen en de Joodse Studies waarin recentelijk methodes worden ontwikkeld om de rol en het perspectief van kinderen te bestuderen in antieke bronnen die veelal door volwassenen zijn geproduceerd.
In het voorliggende onderzoek staan vroegrabbijnse parabels centraal. Deze teksten zijn ontstaan in de context van de rabbijnse beweging, een netwerk van rabbijnen en hun leerlingen dat opkwam in de periode na de eerste Joodse opstand tegen Rome (66–73/74 g.j.) in Romeins Palestina. Na een vermoedelijke periode van mondelinge overlevering zijn deze parabels in de loop van de derde en vierde eeuw verzameld en opgenomen in grotere rabbijnse werken. Deze parabels bevatten een kort narratief over een dagelijks voorval dat door middel van vergelijking of contrast licht werpt op een interpretatieve moeilijkheid in de Hebreeuwse Bijbel. Ouder-kindrelaties komen voor in 67 vroegrabbijnse parabels; het leeuwendeel betreft vader-zoonrelaties. Meestal representeren deze vaders en zoons, respectievelijk, God en Israël in de toepassing.
Aan de hand van de thema’s vaderlijke zorg en (on)gehoorzame zoons en straffende/belonende vaders beschrijft en verklaart deze studie de weergave van vader-zoonrelaties in vroegrabbijnse parabels. Dit onderzoek maakt duidelijk dat aspecten van zorg en straf elkaar niet hoeven uit te sluiten in de veelkleurige wijze waarop een vader zijn autoriteit doet gelden. Hoewel de vader met zijn autoriteitsuitoefening bepaalt hoeveel handelingsruimte zijn zoon heeft, hangt het van de wensen en doelen van de zoon af hoe hij zich binnen deze handelingsruimte opstelt en de perceptie en performance van zijn vaders mannelijkheid en eer beïnvloedt. De parabolische weergave van vader-zoonrelaties weerspiegelt hierbij de waarden, normen en gebruiken in de sociaalhistorische context van parabels, waarbij het veelal gaat om waarden, normen en gebruiken die breder werden gedeeld in de Grieks-Romeinse wereld en waarbinnen de rabbijnen soms een eigen positie innamen. Tegelijkertijd laat deze studie zien hoe de specifieke weergave van een vader-zoonrelatie altijd samenhangt met de boodschap die een parabel uit wil dragen over de relatie tussen God en Israël in de toepassing.
Tot slot blijkt uit deze studie hoezeer waarden en normen kleur geven aan het dynamisch samenspel tussen vaders en zoons in vroegrabbijnse parabels. Voornamelijk het gedrag van zoons wordt impliciet of expliciet goed- of afgekeurd door de wijze waarop het wordt gekarakteriseerd, beloond of bestraft of becommentarieerd. Met dit normatieve perspectief sturen parabels het oordeel van hun publiek over de opstelling van vaders en zoons in hun narratief én over dat van God, Israël, Mozes en andere figuren in hun toepassing. De parabels zullen hierbij onder meer hebben bijgedragen aan de sociale organisatie van de rabbijnse beweging, de (zelf)bevestiging van rabbijnse autoriteit in de Joodse context van Romeins Palestina en aan de ontwikkeling van een rabbijns mannelijkheidsideaal waarin ondergeschiktheid aan God als alternatief voor het door de Romeinse keizer belichaamde ideaal van mannelijke dominantie wordt gepropageerd. In hun parabels creëren, communiceren en bevestigen de rabbijnen dus een onderscheiden identiteit in de pluralistische context van de Grieks-Romeinse wereld. Het voorliggende onderzoek concludeert daarom dat vragen naar het wat en hoe van de weergave van kinderen in antieke literaire bronnen niet kunnen worden gescheiden van vragen naar het voor wie en waarom.
Recente reacties