Umwertung aller Werte? De parabel van de wakende knechten
Eén keer per jaar waren de rollen in de antieke Romeinse samenleving omgekeerd. Op het feest van Saturnalia, dat zo ongeveer op dezelfde tijd werd gevierd als ons kerstfeest, mochten slaven zichzelf voor een paar dagen inbeelden vrij te zijn. Wat hield dat concreet in? Volgens antieke bronnen droegen zowel meester als slaaf tijdens dit festival de muts van de vrijgelaten slaaf (de pilleus) en waren daarmee maatschappelijke gelijken. Verder mochten slaven meedoen aan kansspelen (dobbelen), kregen ze cadeaus en werd soms één van de slaven benoemd tot ‘koning’ (denk aan prins Carnaval). Tot slot was dit het enige moment in het jaar dat slaven een fatsoenlijke maaltijd kregen. Waar ze normaal gesproken vaak de restjes van het banket van hun meesters ontvingen, mochten ze tijdens Saturnalia als normale gasten aanliggen aan tafel én werden ze daar bediend door hun meesters (zie voor al deze informatie onder meer Macrobius’ Saturnalia en Horatius’ satiren, boek 2, gedicht 3 en 7, en beluister het schitterende lied hieronder). Voor sommige meesters was dit alles zo’n schrikbeeld dat ze de stad ontvluchtten tijdens het festival (Plinius de Jongere, Brief 2.17.24). Overigens kwam het ook in het joodse Pesach feest in de Oudheid voor dat slaven éénmalig bediend werden door hun meesters, die immers tijdens dit feest hun bevrijding uit de slavernij moesten memoreren.
Het bediend worden door de meester en het aanliggen aan de tafel was dus van grote symbolische betekenis in de antieke samenleving. Het vertelde de antieken iets over de status en de eer van zowel bedienden als van hen die bediend werden. Vanuit dit licht zou ik graag een blik willen werpen op de meest opmerkelijke slavenparabel uit het Nieuwe Testament, Lucas 12:35-40, de gelijkenis van de wakende knechten:
[35] Houd je lendenen omgord en je lampen brandend. [36] Jullie moeten net zo doen als mensen die hun heer opwachten wanneer hij thuiskomt van de bruiloft, om hem, als hij komt en aanklopt, meteen te kunnen opendoen. [37] Gelukkig zijn de knechten die de heer wakend aantreft bij zijn komst. Ik verzeker jullie dat hij zich omgordt, hen aan tafel nodigt en rondgaat om hen te bedienen. [38] Gelukkig zijn zij als hij hen zo aantreft, ook al komt hij om middernacht of nog later. [39] Bedenk wel: als de heer des huizes geweten had hoe laat de dief komen zou, dan had hij de inbraak wel verhinderd. [40] Ook jullie moeten voorbereid zijn, want de Mensenzoon komt op een uur waarop je het niet verwacht.’ (WBV)
In deze parabel wordt verhaald hoe een heer zich omgordt en zijn knechten bedient (vers 37), omdat zij alert zijn gebleven en de deur onmiddellijk voor hem hebben geopend toen hij van ‘de’ bruiloft terugkwam. Kennelijk is de waakzaamheid van de ‘knechten’ (slaven) zo prijzenswaardig dat er een dergelijke omkering gelegitimeerd is. Uit de inleiding en de toepassing wordt duidelijk dat de slaven de volgers van Jezus (‘jullie’, vers 36 en 40) betreft en de heer de Mensenzoon (vers 40) is.
Interessant is om hierbij een andere slavenparabel uit Lucas te betrekken (Lucas 17:7-10), waar juist benadrukt wordt dat een slaaf toch in alle gevallen zijn meester moet bedienen:
[7] Stel, iemand van jullie heeft een slaaf die ploegt of het vee hoedt. Zal hij hem, als hij thuiskomt van het land, zeggen: “Kom meteen aan tafel”? [8] Nee, hij zal hem veeleer zeggen: “Maak het eten voor mij klaar, omgord je en bedien me, en als ik klaar ben met eten en drinken, dan kun jij gaan eten en drinken.” [9] Hij bedankt de slaaf toch niet omdat hij heeft gedaan wat hem werd opgedragen?
Dit voorbeeld laat goed zien dat Jezus geen algemene oproep doet tot een Nietzscheaanse Umwertung aller Werte; misschien zouden we moeten concluderen dat de omkering van Lucas 12 alleen plaats kan hebben, omdat die de relatie tussen de Mensenzoon en de mensen thematiseert. Hetzelfde beeld vinden we in de rabbijnse literatuur. In de volgende parabel uit Sifre Deuteronomium 38 wordt het beeld van eten en gevoed worden wederom gebruikt om iets over rolverdelingen te zeggen:
[Een parabel] [o]m te leren dat niet de wegen [van mensen] van vlees en bloed [zijn] [zoals] de wegen van God. Een [man] van vlees en bloed koopt voor zichzelf slaven zodat zij hem voeden en onderhouden. Maar, Die Sprak en de Wereld Was [=God], koopt voor zichzelf slaven zodat hij hen kan voeden en onderhouden.
De eigenlijke parabel in deze passage is maar één zin lang en gaat over een man die slaven koopt zodat die voor hem kunnen koken en hem kunnen bedienen. Dit wordt in de toepassing vergeleken (gecontrasteerd – een zogenaamde contrastparabel) met God die slaven koopt zodat hij hén kan onderhouden. Zo bevat deze korte passage zowel een bevestiging of een weergave van de normale gang van zaken (de eigenlijke parabel), als een omkering daarvan bij God. We moeten dan ook concluderen dat wanneer er al sprake is van een omkering van de rollen, dit in de vroegchristelijke en -rabbijnse beleving slechts plaats kon vinden in de relatie met God, en niet in het hier en nu op aarde.
Tja, wie dat perse wil kan alles recht lullen wat krom is. En dat gebeurt dus ook voortdurend door eenieder die dat goed uitkomt.