Toespraak Eric Ottenheijm bij boekpresentatie ‘Parels van wijsheid’

Geachte aanwezigen,

De drie redacteuren: Eric Ottenheijm, Nikki Spoelstra en Martijn Stoutjesdijk

Met Martijn Stoutjesdijk en Nikki Spoelstra, co-editors van deze bundel en organisatoren van deze bijeenkomst, heet ik u van harte welke in het gebouw van de Tilburg School of Theology in Utrecht. Aan de TST zeggen we bij deze graag hartelijk dank voor de gastvrijheid ons hier geboden.

Dames en heren, dit boek vloeit voort uit een door NWO gefinancieerd wetenschappelijk project, Parables and the Partings of the Ways, dat de vergelijking tussen nieuwtestamentische en rabbijnse parabels tot doel had. Dit project heeft inmiddels drie kloeke wetenschappelijke artikelenbundels, twee dissertaties, en een publieksboek over Joodse en christelijke parabels heeft geleid, naast tientallen artikelen, voordrachten, en een heuse documentaire over de herberg in de parabel van de barmhartige Samaritaan die op onze Parabelproject.nl website te zien is.  Internationaal hebben wij de studie van met name de Rabbijnse parabel op de agenda gezet, zoals bleek tijdens recente conferenties. Daar kan je als klein land met een bescheiden aandeel in Joodse studies best trots op zijn.

Sommige wetenschappelijke projecten doe je met nog meer plezier dan andere. Dit publieksboek behoorde zonder meer tot de meest plezierige projecten die wij als team hebben gerealiseerd, en waarvan we de vrucht vandaag in deze feestelijke bijeenkomst mogen begroeten. Na een succesvol eerste deel, getiteld Parabels. Onderricht van Jezus en de Rabbijnen, dat in 2020 uitkwam bij uitgeverij Berne, besloten wij om het net verder uit te werpen. Enthousiaste responsen op onze vraag om vanuit een eigen specialisatie in islam, jodendom, christendom, boeddhisme, hindoeïsme, dao, filosofie, literatuur of populaire cultuur een bijdrage te schrijven over een parabel overtuigden ons van de waarde en noodzaak van dit boek. Nu het er ook in fysieke vorm ligt willen wij graag stilstaan bij de vele schatten die in dit boek vergaderd zijn. Twee auteurs, te weten Marijn Zwart en Marcel Poorthuis, zullen aanstonds iets over hun bijdrage vertellen. We vonden verder professor Johan Goud zo vriendelijk bereid om, als cultuurtheoloog en gespecialiseerd in de relatie tussen religie en Nederlandse literatuur, zijn gewaardeerde licht te laten schijnen over opzet en inhoud van het boek.

Dames en heren, dit is een bijeenkomst met een lach en met een traan.  Twee van onze auteurs kwamen tijdens het tot stand komen van deze bundel onverwacht te overlijden, te weten dr. Tineke Nugteren, Universitair hoofdocent Religiewetenschappen met als focus Aziatische religies aan de Tilburg University, en  rabbijn dr. Leon ben Hechaver Mock, universitair docent Judaica aan de Tilburg School of Theology van Tilburg University. In het bijzonder heet ik van harte welkom Yael, Sarai, en Harry Mock. Met hun aanwezigheid belichamen zij de herinnering aan Leo. Moge deze bijeenkomst jullie tot troost zijn, en moge de herinnering aan Leo en aan Tineke ons allen tot zegen zijn. Dat de redactie dit boek aan hen heeft opgedragen moge die zegen ook in de toekomst kracht bijzetten.

Uitreiking eerste exemplaar aan mgr. Woorts

Het eerste exemplaar van onze bundel zal straks worden uitgereikt aan mgr. Herman Woorts, als bisschop verantwoordelijke voor de relaties van de RK kerk met het jodendom en voor de interreligieuze verhoudingen, vanuit de Rooms katholieke Bisschoppenconferentie.

Ons boek bestaat uit vier afdelingen met elk tien korte hoofdstukken gewijd aan een parabel. De afdelingen bestrijken achtereenvolgens christendom, jodendom, wereldreligies, en filosofie, literatuur en populaire cultuur. Maar wat is die parabel waar een heel boek aan kan worden gewijd? Laten we de parabel een kort, fictief verhaal noemen, dat vanuit het bekende iets onbekends wil belichten of verklaren. Cruciaal is dat het verhaaltje herkenbaar is en dat het in staat is de verbeeldingskracht van de toehoorder of lezer op te roepen. Dat lijkt nog eenvoudig, de praktijk is weerbarstiger. Veel parabels roepen al snel meer vragen op dan ze willen beantwoorden, en dat maakt dat de parabel al snel iets eigenstandigs krijgt, een verhaal dat op haar beurt oproept tot duiding. Dat zien we dan ook gebeuren in bijvoorbeeld het christendom van de tweede en derde eeuw, waar de parabels van Jezus een spirituele of allegorische betekenis krijgen, verbeelding van een religieuze waarheid. Verrassend is dan natuurlijk toch weer nieuwe gelijkenissen te zien bij de Egyptische woestijnvaders, zoals een bijdrage in ons boek laat zien. Soortgelijke patronen zijn ook waarneembaar in andere religies en in de moderne literatuur. De parabel wordt al snel een betekenisdrager op zich. Franz Kafka, zonder twijfel een van de meest raadselachtige auteurs in de moderne literatuurgeschiedenis heeft de befaamde parabel Voor de Wet  ingebed in zijn roman Der Prozess, zoals in ons boek wordt uiteengezet door Ewout van der Knaap, maar  verrast ons ook met een kort verhaaltje over parabels, overgeleverd in zijn nagelaten werk en getiteld “van de gelijkenissen”:

“Velen beklaagden zich erover dat de woorden van de wijzen steeds weer alleen maar gelijkenissen zijn, maar onbruikbaar in het dagelijks leven en dat is het enige wat we hebben. Als de wijze zegt: ‘Ga naar de overkant,’ dan bedoelt hij niet dat je naar de overkant van de straat moet gaan, wat je nog kon doen, als het resultaat de moeite van het oversteken waard zou zijn, maar hij bedoelt de een of andere mythische overkant, iets wat we niet kennen, wat hij ook niet nader kan omschrijven en waar we hier dus niets aan hebben.

Al die gelijkenissen willen eigenlijk alleen maar zeggen dat het onvoorstelbare onvoorstelbaar is en dat wisten we al. Maar het zijn andere dingen waarvoor

we ons eigenlijk elke dag aftobben.

Daarop zei iemand: ‘Waarom verzetten jullie je? Als jullie de gelijkenissen zouden volgen, dan waren jullie zelf gelijkenissen geworden en zo verlost van alle dagelijkse

inspanningen.’

Een ander zei: ‘Ik wed dat dat ook een gelijkenis is.’

De eerste zei: ‘Jij hebt gewonnen.’

De tweede zei: ‘Maar jammer genoeg alleen in de gelijkenis.’

De eerste zei: ‘Nee, in werkelijkheid; in de gelijkenis heb jij verloren.’

Ik ga dit raadselachtige verhaaltje niet voor u duiden maar wil slechts wijzen op een punt in het verhaal, dat de lezer of toehoorder zelf een parabel kan worden, een gedachte die speelt met de Bijbelse opvatting dat de mens beeld en gelijkenis is van God. Kafka wijst ons er ook op dat de mens kan verliezen in de parabel. Ik zou daar aan willen toevoegen: zichzelf kan verliezen in de parabel. De parabel is niet alleen een middel tot verklaring of duiding, maar verkrijgt al snel een eigenstandige waarde, een betekenisdichtheid die maakt dat we haar als de eigenlijk te duiden tekst gaan beschouwen. Wil de parabel het onbekende verhelderen dan doet ze dat door van zich af te wijzen naar iets in onze wereld dat dan weer door de uitleg van de parabel verhelderd moet worden. De raadselachtigheid verplaatst zich zo naar wat ons zo vertrouwd lijkt te zijn. Parabel en betekenis gaan een huwelijk aan, ze worden onscheidbaar. De rabbijnen spreken over de parabel die vergeleken kan worden met een goedkoop pitje van een olielamp, waarmee je een verloren muntje kunt terugvinden, of een geknoopt koord waarmee je water kunt putten uit een bron. En inderdaad, de parabel is zelf niet het muntje, of het water, maar ze transporteert dat water wel, en je hebt ook het licht van het goedkope pitje nodig wil je het muntje terugvinden. Water en licht zijn zelf weer beeldtaal voor betekenis, kennis van Tora in dit geval. Dit effect van de parabel doet denken aan het befaamde Droste blik, waarin een dame met een blik Droste chocolade in haar hand tot in het oneindige is afgebeeld op een blik Droste chocolade (NB: als disclaimer, we hebben tot nu toe geen subsidie ontvangen van dit merk).

De parabel wil zo licht werpen op de oneindigheid maar deelt zelf ook in die oneindigheid, net zoals de mens dat doet, als beeld en gelijkenis van God.  Het raadsel dat de parabel wil belichten wordt op die manier eigenlijk een beetje herhaald in de parabel, maar nu met een focus op ons bestaan, zoals we heel mooi zien in de vertelling van Lessing en de ringparabel, in dit boek toegelicht door Paul Ziche. Parabels figureren zo om zowel religieuze als filosofische wijsheid over te dragen of op te roepen, in zinnelijke of juist heel absurde beelden. De zijn als zodanig een toegangsdeur tot andere culturen, en dan blijkt op verrassende wijze dat ze tegelijk heel universeel kunnen zijn, zoals de Iraanse gelijkenissen of de parabel van de slager in de Dao goed laten zien. Parabels kunnen daarnaast ook gewoon fun zijn, als ironisch dan wel sarcastisch commentaar op de werkelijkheid. Zowel in de joodse vertelling over de parabel die haar doel treft als in de satirische South Park serie figureert de parabel als een spiegel van absurditeiten. Kortom, parabels bieden ons toegang tot zowel betekenis als tot cultuur. Beiden, betekenis en cultuur, denken we soms te delen maar kunnen ons vreemd lijken. Kern van de parabel is dat onze verbeeldingskracht wordt gemobiliseerd. De parabel verdraagt daarom geen definitieve duiding, dan zou de parabel uiteindelijk kunnen worden ingeruild voor de betekenis. Maar juist omdat ze geen afdoende duiding verdraagt wordt de parabel tot tegengif tegen ideologische verblinding en religieuze, filosofische of politieke betweterigheid, kortom, tegen ieder ‘of of’ denken. De parabel ontsluit ons inlevingsvermogen in wat ons zonder de parabel dreigt te ontgaan. Als iets van deze effecten voor ons als auteurs en voor u als lezer gerealiseerd worden tijdens het lezen van dit boek, dan is onze missie zonder meer geslaagd. Dank u wel.

Eric Ottenheijm

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.