Strijdende wijsheidsscholen: de parabel van de rijke dwaas
De parabel van de ‘rijke dwaas’ (Lucas 12:13-21) is een merkwaardige parabel. Hoewel velen hem niet interessant vinden omdat hij open deuren in zou trappen, vind ik deze parabel alles behalve duidelijk. Eerlijk gezegd weet ik ook niet goed wat ik met zijn boodschap moet. Bovendien bevat deze parabel allerhande ongebruikelijke elementen in vergelijking met de andere parabels van Jezus, zoals het feit dat God een personage is dat spreekt in de parabel. Dat maakt deze parabel ook weer interessant. Zonder de literaire context kan deze parabel wat mij betreft niet begrepen worden. Echter, het is niet geheel duidelijk waar de onmiddellijk relevante context begint en eindigt. Laten we in elk geval beginnen met vers 15, want dat geeft de boodschap aan die Jezus met de parabel in vers 16 en verder beoogt te illustreren:
Hij zei tegen hen: ‘Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht, want iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in overvloed heeft.’
Het gaat dus over hebzucht – en over hoe iemands leven niet af hangt van bezittingen. Die twee zijn niet noodzakelijk hetzelfde: je kan bezit hebben, maar toch niet hebzuchtig zijn. Verder in het hoofdstuk lezen we bijvoorbeeld dat als iemand bezit heeft, hij of zij dat als aalmoezen weg kan geven. Dus bezit oppotten is het probleem; ook in de parabel die we nu gaan bespreken.
Het onderwerp van de parabel is ‘het land’ van iemand, dat veel heeft opgebracht. De keuze voor ‘het land’ als onderwerp kan bewust zijn: Er wordt niet gezegd dat deze persoon er zelf veel voor heeft moeten doen. De eigenaar van het land handelt op een manier waar in principe niets tegen in te brengen is: in plaats van de oogst te laten verrotten bouwt hij schuren die groot genoeg zijn om al de voorraad op te slaan. En hij beslist dat het nu wel mooi is geweest en dat hij aan zichzelf kan gaan denken. Hij zegt tegen zichzelf:
“Je hebt veel goederen in voorraad, genoeg voor vele jaren! Neem rust, eet, drink en vermaak je.”
Hij had ook kunnen zeggen: Ik ga mijn land weer inzaaien zodat ik nog meer verdien, en dan bouw ik nog grotere schuren. Dat doet hij niet. Sterker nog: hij put uit de wijsheid van de oude koning Salomo om zijn gedrag te verantwoorden. In Prediker 18:15 lezen we immers:
Daarom prijs ik de vreugde, want er is onder de zon niets beters voor de mens dan dat hij zich aan eten en drinken te goed doet en geniet.
Toch krijgt hij op zijn kop. Eigenhandig van God nog wel:
Maar God zei tegen hem: “Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen?”
Met deze uitspraak van God lijkt de parabel te worden beëindigd. Maar hoe moeten we deze kritiek begrijpen? Als hij deze nacht dood gaat heeft de ‘dwaas’ het bezit niet meer nodig. Maar als dat niet gebeurt heeft hij zelf voor zijn oude dag gezorgd en is hij niet afhankelijk van deze maatschappij. Er moet meer met deze man aan de hand zijn om Gods reactie te kunnen begrijpen. Waar de redenering van de man een verwijzing naar Prediker bevat, bevat de argumentatie van God veeleer een referentie naar die andere wijsheidsleraar, Jezus Sirach:
Een mens wordt rijk door angstvallig te sparen, maar kijk eens wat zijn loon is. Hij zegt:‘ Nu kan ik een rustig leven leiden en van mijn bezit genieten,’ maar hij weet niet voor hoe lang. Wanneer hij sterft moet hij alles nalaten aan anderen. (Jezus Sirach 11:18-19)
Dit lijkt wel een woordenduel tussen aanhangers van verschillende wijsheidsscholen, en het is duidelijk dat Jezus met zijn parabel een aanhanger is van zijn oudere naamgenoot. Gods uitspraak wordt gevolgd door een commentaar van Jezus, die we kunnen zien als de nimshal, de toepassing van de parabel. In deze nimshal komen we één en ander te weten dat nog niet duidelijk was uit de parabel zelf, namelijk dat deze man wel rijk was, maar niet ‘rijk bij God’.
Zo vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.
Als parabel is dit verhaal niet sterk: God speelt in de regel geen actieve rol in de eigenlijke parabel, de mashal. Verder geeft de nimshal informatie die noodzakelijk is om de mashal te begrijpen. Wat betekent ‘rijk bij God’? In het vervolg van de tekst komen we wat hints tegen die ons hierbij kunnen helpen. Jezus zegt tegen zijn leerlingen dat ze zich niets moeten aantrekken van materiële dingen ‘want het leven is meer dan voedsel en het lichaam meer dan kleding’ (23). Na meerdere illustraties die op hun beurt bol staan van de gelijkenissen, vergelijkingen en andere parabel-achtige vormen, zegt Jezus dat God weet wat we nodig hebben en dat we van Hem krijgen wat we nodig hebben als we ‘Zijn koninkrijk zoeken’ (30-31). We komen nu ook te weten wat de ‘dwaas’ had moeten doen: ‘Verkoop je bezittingen en geef aalmoezen’ (33). In vers 39, ver na de parabel, komt nog een enigmatische uitspraak die eigenlijk alleen te begrijpen is als we haar betrekken op de man in de parabel en op het gegeven dat zijn ‘leven’ in de nacht zou kunnen worden ‘teruggevorderd’ (20).
Besef wel: als de heer des huizes had geweten op welk uur de dief zou komen, dan zou hij niet in zijn huis hebben laten inbreken. Ook jullie moeten klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht.’ (39-40)
Een aankomende verandering is nabij, en in het licht daarvan wordt geheel ander gedrag verwacht dan wat vroeger ‘normaal’ kon worden genoemd – zoals wat opzij zetten voor de oude dag en ‘eten en drinken en genieten’ zoals Prediker aanbeval. Aan het einde van het hoofdstuk vinden we nog een bevestiging dat dit de achtergrond is waartegen we de parabel van de ‘rijke dwaas’ moeten lezen.
Huichelaars! De aanblik van de aarde en de hemel kunnen jullie duiden, hoe kan het dan dat jullie deze tijd niet kunnen duiden? (56)
Nu ben ik als leek totaal niet thuis in mashals en nimshals en andere cultuurhistorische en dergelijke achtergronden op professioneel niveau. Bovenstaande analyse zal vast hout snijden maar komt op mij ingewikkeld over maar misschien zie ik het probleem ook niet goed of landt de uitleg niet zo goed bij mij.
De uitleg die ik aan de parabel zou geven (en misschien komt die wel op hetzelfde neer) is als volgt:
Lucas 12:13-15 (over het erfrecht) schetst de situatie van een “minder bedeelde” die “zijn” erfdeel aan zijn neus voorbij ziet gaat. Hij wil graag steun in de vorm van een uitspraak van Jezus. Dat erfdeel hoeft overigens niet alleen een materieel erfdeel te zijn maar zou ook een spiritueel erfdeel kunnen zijn in de vorm van meer liefde, aandacht, begrip of morele ondersteuning.
Jezus zegt dat hij hier niet overgaat want deze situatie is ontstaan door de beter bedeelde broer die zijn erfenis niet deelt en daar zijn eigen verantwoordelijkheid in heeft. Als Jezus, zoals de minder bedeelde verlangt, ingrijpt en van de beter bedeelde eist om zijn erfenis te delen, dan gebeurt dat delen (lees: het geven van meer liefde, aandacht, begrip en morele ondersteuning) niet spontaan en dan is het niet “echt”, gemeend, oprecht. Liefde kun je niet afdwingen. Hier schiet niemand wat mee op.
Dan komt het tweede deel, met de grootgrondbezitter (Lucas 12:16-21). Hij blijft maar aan zichzelf denken (liefde en aandacht voor zichzelf) en aan zijn eigen toekomst. Zelfs als de oogst groter is dan hij had durven dromen. Als dan het moment daar is, bouwt hij zijn schuren om, om ook tijdens zijn pensioen aan zichzelf en zijn eigen oude dag voorziening te denken (liefde en aandacht voor zichzelf). Hij blijft dus investeren in zichzelf. Voor zover je dit uit de tekst kunt halen, stelt hij het land zelfs niet ter beschikking aan anderen om er beter van te worden (mensen helpen, te inspireren om aan zichzelf te werken). Hij houdt de levensvreugde, het genot, de voldoening voor zichzelf terwijl juist dit moment zo mooi was geweest om de ommezwaai te maken en ten dienste te staan van anderen. Of dit nu in de vorm van graan is, het vruchtgebruik van het land of als werknemer. En of dit nu in deze materiele vorm is of in de spirituele vorm zoals het geven van liefde, aandacht, begrip, morele ondersteuning of het delen van kennis of wijsheid.
En als dan zijn dood eerder komt dan verwacht, heeft hij in zijn korte pensioentijd geen situatie bereikt van voldoening dat dit delen (“giving”) oplevert en de liefde die je daarmee terug krijgt. Dus geen echt geluk, geen “Rijk Gods”. Hij heeft dan wel veel bezit maar bij God bijna niets (Lucas 12:21).
De boodschap voor de minder bedeelde broer van het eerste deel van dit verhaal is dat hij niet moet kijken naar de situatie van een ander, naar de keuzes die die ander maakt en de gevolgen daarvan. En ook dat hij zich niet moet richten op het ingrijpen daarvan door Jezus.
Het enige dat hij kan doen is zelf andere keuzes maken, zelf wel delen (materieel, spiritueel) met anderen en daar gelukkig mee worden. Het kan zijn dat je dan minder materieel bezit hebt, maar wel de voldoening van anderen te helpen, liefde te geven, daarmee ook meer liefde terug te krijgen en dus meer te hebben bij God, het “Rijk Gods” te “verkrijgen”.
Ik hoop hiermee een bijdrage te hebben geleverd.
Ubi caritas et amor. Ubi caritas Deus bi est.
Ik zie de strijd tussen Prediker en Jezus Sirach niet helemaal; in Prediker 2:12 (duidelijkheid hangt erg af van de vertaling, zo te zien) en Prediker 5:12 e.v. wordt ook gesproken over het vergaren van rijkdom, terwijl die bij het sterven achterblijft.
Prediker 8:15 (“Daarom prijs ik de vreugde, want er is onder de zon niets beters voor de mens dan dat hij zich aan eten en drinken te goed doet en geniet.”) is juist een heel eigenaardige uitspraak, zo pal na de jammerklacht over hoe het rechtvaardigen en zondaars niet vergaat zoals je zou verwachten. Verder komt in Prediker juist vaak naar voren dat een leven ‘onder de zon’ een leven zonder God en uiteindelijk dus zonder betekenis lijkt te zijn, terwijl dat leven betekenis krijgt als God daar wél bij wordt betrokken. Bij Pred. 8:15 loopt het dan ineens door elkaar. Zou dat sarcasme van de auteur zijn? Ik zou het wel vreemd vinden om wat daar staat als normatief te zien (dus ook voor de rijke uit de parabel).