Parabelproject presenteert zichzelf bij Nederlands Genootschap voor Joodse Studiën
Onderzoek houdt niet alleen veel denken, lezen en schrijven in, maar ook het delen van de voortgang en resultaten van je onderzoek met collega-onderzoekers en andere geïnteresseerden. In dit kader hebben Jonathan Pater en Albertina Oegema op 21 januari een presentatie gehouden tijdens de studiedag “Nieuw Onderzoek” van het Nederlands Genootschap voor Joodse Studiën (NGJS). Bij dit genootschap zijn onderzoekers in Nederland en Vlaanderen aangesloten die het jodendom bestuderen. Dit betreft niet alleen het moderne jodendom in Nederland, maar ook onderzoek naar joden en jodendom in andere periodes en gebieden.
Om de paar jaar organiseert het NGJS een studiedag die in het teken staat van nieuw onderzoek dat op het gebied van het jodendom wordt gedaan in Nederland en Vlaanderen. Allerlei promovendi en zelfstandige onderzoekers kunnen dan presentaties geven over hun projecten. Op deze wijze kunnen onderzoekers kennis maken met elkaars projecten, nieuwe contacten opdoen, en feedback op hun onderzoek krijgen. De studiedag was daarom een interessant forum om het onderzoek binnen het parabelproject te presenteren.
Jonathan en Albertina zijn nu beiden ongeveer een jaar met hun project (respectievelijk maaltijdparabels en familieparabels) bezig. Daarom besteedden ze in hun presentatie vooral aandacht aan de onderzoeksvragen die ze hadden opgesteld en de wijze waarop ze de vergelijking van nieuwtestamentische en rabbijnse parabels aan zouden willen pakken. Zo liet Jonathan zien hoe hij met zijn onderzoeksproject de metaforische functie van maaltijden in parabels wil reconstrueren. Albertina gaf aan dat ze met haar studie van familierelaties in parabels de onderlinge relatie tussen de vroegchristelijke en vroegrabbijnse bewegingen nader wilde bepalen.
De studiedag was erg inspirerend, met sterke presentaties en kritische vragen. De presentaties vanuit het parabelproject leverden een interessante discussie op over de afbakening van de parabels in het Nieuwe Testament. Binnen het parabelproject richten we ons voornamelijk op de parabels in de Evangeliën van Matteüs, Marcus en Lucas. Eén van de aanwezigen vroeg echter of metaforische uitspraken als “Ik [Jezus] ben de weg, de waarheid en het leven” (Joh 14:6) ook als parabels kunnen worden gezien. Verder verwees hij naar Paulus’ beschrijving van de wijze waarop lichaamsdelen elkaar nodig hebben als een middel voor Paulus om op te roepen tot eenheid in zijn gemeente (1 Kor 12:12-31). Is dat ook een parabel?
Deze vraag sluit aan bij een ingewikkelde discussie in het parabelonderzoek: Wat is precies een parabel en wat niet? En: Hoe moet je een parabel definiëren? Eén van de problemen is dat in het Nieuwe Testament de term “parabel” (parabole in het Grieks) hoofdzakelijk in de Evangeliën van Matteüs, Marcus en Lucas voorkomt. Bovendien wordt de term daar voor veel verschillende soorten teksten gebruikt. Zo worden ook korte spreuken als “Niets dat van buitenaf in de mens komt kan hem onrein maken, het zijn de dingen die uit de mens naar buiten komen die hem onrein maken” (Mc 7:15) als parabole aangeduid. Het is daarom lastig om een sluitende definitie van een parabel op te stellen en om precieze grenzen te trekken tussen wat wel en wat niet als parabel geldt. Deze definitiekwestie is daarom één van de aandachtspunten binnen ons parabelproject.
Verslag: Albertina Oegema
Recente reacties