Een allegorische lezing van de parabel van de vijgenboom (Lukas 13:6-9)
Eerder publiceerden wij op deze website een blog waarin de parabel van de vijgenboom (Lukas 13:6-9) werd uitgelegd en rabbijnse parallellen besproken werden. In deze blog richten we ons daarom niet zozeer op de gelijkenis zelf, maar op de receptie van de gelijkenis in het vroege christendom. Ik concentreer me daarbij op het werk van Augustinus. Eerst geef ik echter de tekst van de parabel:
6 Hij vertelde nu deze gelijkenis: ‘Iemand had een vijgenboom die in zijn wijngaard geplant stond; hij kwam zoeken of er vrucht aan zat, maar vond niets. 7 Toen zei hij tot de wijngaardenier: Al sinds drie jaar kom ik aan deze vijgenboom vruchten zoeken, maar ik vind er geen. Hak hem om: waartoe put hij nog de grond uit? 8 Maar de man gaf hem ten antwoord: Heer, laat hem dit jaar nog staan; laat mij eerst de grond er omheen omspitten en er mest op brengen. 9 Misschien draagt hij het volgend jaar vrucht; zo niet, dan kunt ge hem omhakken.’ (WBV)
In het vroege christendom werden gelijkenissen vaak allegorisch uitgelegd. Bij een allegorische lezing van een gelijkenis worden alle onderdelen van de gelijkenis gezien als symbolische representaties voor iets anders. Technisch gezien spreken we hier eigenlijk over allegorese en een allegoriserende lezing, omdat er betekenissen in de tekst gelezen worden, die er vermoedelijk oorspronkelijk niet in aanwezig waren (zie het werk van Klauck onderaan deze blog, pp. 133-147).
Neem bijvoorbeeld de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan: in een allegorische (of allegoriserende) lezing is het niet genoeg om een les uit die parabel te trekken over barmhartigheid, maar krijgen alle elementen van de parabel duiding. Zo staat bij Augustinus de herberg symbool voor de kerk; de twee penningen representeren de twee liefdesgeboden; de herbergier is de apostel, etcetera. Zoals deze opsomming duidelijk maakt kan de allegorische interpretatie behoorlijk ver van de tekst in haar sociaal-historische context af komen te staan. Waar de kerk in de synoptische evangeliën bijvoorbeeld nog nauwelijks genoemd wordt, neemt zij vaak een belangrijke plek in dit soort uitlegtradities in.
Laten we onze blik nu richten op de parabel van de vijgenboom. Hoe wordt deze parabel allegorisch geduid? De kerkvader Augustinus heeft daar het één en ander over geschreven in één van zijn preken, preek 60 (zie hier voor een online Engelse vertaling). Ik geef zijn allegorische interpretatie hier in schemavorm weer.
Parabelelement: | Staat volgens Augustinus voor: |
Vijgenboom | Menselijk ras, want: ‘na de zondeval bedekte de mens zich met vijgenbladen’. Specifiek zij die buiten de kerk zijn. |
Eigenaar vijgeboom | God |
Drie jaren | Drie tijdperken:
|
Wijngaardenier | De heiligen in de kerk, die voorspraak doen voor de zondaars |
Graven | Nederigheid en berouw onderwijzen (‘omspitten is laag-bij-de-gronds werk’) |
Mest | Het leed van zondaren (‘zij die berouw tonen, doet dat in vieze kleren’) |
Terugkomen eigenaar | Komen om te oordelen |
We zien in deze interpretatie van Augustinus zowel de schoonheid als de gebreken van de allegorische interpretatie. De schoonheid van de allegorische interpretatie zie ik in de ingeniositeit waarmee Augustinus aan alle elementen van de parabel duiding geeft. Zo is zijn gelijkstelling van het omspitten van de grond door de wijngaardenier (vs. 8) aan het doen van berouw ronduit briljant. Sommige geleerden zeggen dan ook dat de creatieve energie van de christenen na het Nieuwe Testament niet langer tot uiting kwam in het bedenken van nieuwe parabels, maar in de uitleg van de bestaande parabels (in tegenstelling tot de joden, die nog vele eeuwen nieuwe parabels zouden componeren).
De gebreken van de allegorische interpretatie zijn echter ook duidelijk. De koppeling met de context van de gelijkenis is verloren gegaan en de traditionele bijbelse uitlegtraditie is op de achtergrond geraakt. Zo staat de vijgeboom in de bijbel meestal symbool voor Israël, Jeruzalem of de tempel (zie Jer. 24:1-10; Hosea 9:10; Micha 7:1), maar vinden we die associatie niet meer terug bij Augustinus. Daarmee is de allegorische lezing wellicht niet de beste interpretatiewijze om meer te weten te komen over de oorspronkelijke betekenis van de parabel. Wel slaagt ze er goed in om de parabel ‘levend’ te houden, door in een nieuwe configuratie – de vroege kerk – relevante inzichten te bieden.
Verder lezen
Over de parabel van de vijgenboom: Klyne R. Snodgrass, Stories with Intent, 2008, 255-265.
Over de interpretatie van de parabels: David B. Gowler, The Parables after Jesus: Their Imaginative Receptions across Two Millennia, 2017.
Over allegorie: Hans-Josef Klauck, Allegorie und Allegorese in synoptischen Gleichnistexten, 1978.
Recente reacties